In de oorlogsjaren reden de transporten, de ‚Jodentreinen‘ zoals ze werden genoemd in de volksmond, van Hooghalen via Winschoten, Nieuweschans en Leer verder naar het oosten. Eindbestemming was meestal het voormalig Generalgouvernement voor de bezette gebieden in Polen.
Nederlanders en Duitsers die, meestal als jongvolwassenen, in de buurt van het spoortracé Hooghalen – Leer woonden of werkten, hebben deze transporten gezien. Soms konden ze mensen zien die in de trein zaten, vaak zagen ze briefjes die uit de trein werden gegooid als laatste levensteken. Briefjes die zij oppakten en probeerden op de goede bestemming te krijgen.