Na de bevrijding, om precies te zijn tussen 24 april 1945 en 1 december 1948, fungeerde het voormalige Duitse doorgangskamp Westerbork als interneringskamp voor NSB’ers, Waffen-SS’ers, landwachters en andere van collaboratie met de Duitse bezetter verdachte personen in Nederland. Naar de gezondheid en veiligheid van deze duizenden mannen en vrouwen keek in de zomer van 1945 praktisch niemand om. Slechte dagelijkse leefomstandigheden, onvoldoende medische voorzieningen en zowel psychische als fysieke mishandelingen waren aan de orde van de dag.