Op Curaçao hebben Paul Brenneker en Elis Juliana vanaf 1958 een grote hoeveelheid mondelinge gegevens verzameld.
Hun oudste informant werd geboren omstreeks 1853, tien jaar voor de afschaffing van de slavernij.
De meeste van de door Juliana en Brenneker verzamelde informatie is opgeslagen in de Zikinzá-collectie, een databank bestaande uit 1.400 liederen, verhalen, en levensverhalen. Anekdotes, jeugdherinneringen, rituelen en volksliedjes werden bij 267 informanten op band opgenomen.
Inhoudelijk ging het Brenneker en Juliana om het vastleggen van de kennis en de wijsheid van de oudere, rurale bevolking, die nog geïsoleerd van de stad en de oprukkende modernisering op Banda’bou of Band’riba leefden.
Rose Mary Allen maakte gebruik van de Zikinzá-collectie voor haar proefschrift ‘Di ki manera’ over de Afro-Curaçaose bevolking in de periode na de afschaffing van de slavernij.
Rose Mary Allen:
In deze dissertatie staan de culturele processen centraal die het dagelijkse leven van Afro-Curaçaoënaars na de afschaffing van de slavernij (1863) hebben beïnvloed. Er wordt gekeken naar de invloed die de koloniale overheid, de voormalige slavenhouders en vooral de Rooms-Katholieke kerk uitoefenden op het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie.
Ook wordt nagegaan hoe deze groep een eigen invulling gaf aan de vrijheid en hoe zij omging met de interventies van hogerhand. Het begrip macht staat hierbij centraal. Deze was zeer ongelijk verdeeld: economische, sociale en raciale ongelijkheid kenmerkten
de negentiende-eeuwse Curaçaose maatschappij.
De hoofdvraag in het proefschrift luidt: welke rol speelden de overheid, de voormalige slavenhouders en de Rooms-Katholieke kerk in het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie, en op welke wijze hebben de Afro-Curaçaoënaars zowel binnen als buiten de beïnvloedsferen van deze instituten invulling kunnen geven aan hun materiele, sociale en geestelijke leven.
René V. Rosalia,
Tambú ; De legale en kerkelijke repressie van Afro-Curaçaose volksuitingen.
Uitgever: Walburg Pers
Zutphen, 1997.
ISBN: 9060119878
Rene Vicente Rosalia (1948) promoveerde aan de universiteit van Amsterdam op de wettelijke en kerkelijke repressie van tambú, de veelvormige en rijke Afro-Antilliaanse cultuuruiting die herinnert aan het slavenverleden. Tambú is behalve het woord voor veltrom ook een verzamelnaam voor polyritmische muziek, gespeeld in twaalfachtstemaat, dans, symboliek, sacrale en alledaagse rituelen, vermaak, gemeenschapsvorming, conflictbeslechting, informatievoorziening, sociaal protest en hofmakerij.
Hij maakte naast eigen interviews gebruik van de Zikinzá-collectie.
Zie: Artikel Bernadette de Wit in de Groene Amsterdammer https://www.groene.nl/artikel/duivelsdans