Publicatie(s) verbonden aan de collectie: Hermans, B. (Director). (1990). Henri de Wolf | Wolf is de naam
(en voor trottoir vrienden Hannibal). Stichting Beeldlijn.
De interviews zijn afgenomen ten behoeve van de documentaire Wolf is de naam (en voor trottoir vrienden Hannibal) van Buddy Hermans en Jan de Ruiter.
De documentaire portretteert kunstenaar Henri Wolf en schijnt een licht op het artistieke en culturele klimaat in de stad Groningen in de jaren zestig tot de jaren tachtig. De interviews zijn afgenomen met bekenden van Henri Wolf en gaan deels over zijn Indische achtergrond.
Tijd, plaats en thema’s: De interviews gaan in op gebeurtenissen en ervaringen in de jaren 1960 – 1986.
Er wordt voornamelijk over Nederland gesproken. Thema’s zijn o.a. invloed Indische afkomst, privéleven, kunst, doorwerking.
Op Curaçao hebben Paul Brenneker en Elis Juliana vanaf 1958 een grote hoeveelheid mondelinge gegevens verzameld.
Hun oudste informant werd geboren omstreeks 1853, tien jaar voor de afschaffing van de slavernij.
De meeste van de door Juliana en Brenneker verzamelde informatie is opgeslagen in de Zikinzá-collectie, een databank bestaande uit 1.400 liederen, verhalen, en levensverhalen. Anekdotes, jeugdherinneringen, rituelen en volksliedjes werden bij 267 informanten op band opgenomen.
Inhoudelijk ging het Brenneker en Juliana om het vastleggen van de kennis en de wijsheid van de oudere, rurale bevolking, die nog geïsoleerd van de stad en de oprukkende modernisering op Banda’bou of Band’riba leefden.
Rose Mary Allen maakte gebruik van de Zikinzá-collectie voor haar proefschrift ‘Di ki manera’ over de Afro-Curaçaose bevolking in de periode na de afschaffing van de slavernij.
Rose Mary Allen:
In deze dissertatie staan de culturele processen centraal die het dagelijkse leven van Afro-Curaçaoënaars na de afschaffing van de slavernij (1863) hebben beïnvloed. Er wordt gekeken naar de invloed die de koloniale overheid, de voormalige slavenhouders en vooral de Rooms-Katholieke kerk uitoefenden op het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie.
Ook wordt nagegaan hoe deze groep een eigen invulling gaf aan de vrijheid en hoe zij omging met de interventies van hogerhand. Het begrip macht staat hierbij centraal. Deze was zeer ongelijk verdeeld: economische, sociale en raciale ongelijkheid kenmerkten
de negentiende-eeuwse Curaçaose maatschappij.
De hoofdvraag in het proefschrift luidt: welke rol speelden de overheid, de voormalige slavenhouders en de Rooms-Katholieke kerk in het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie, en op welke wijze hebben de Afro-Curaçaoënaars zowel binnen als buiten de beïnvloedsferen van deze instituten invulling kunnen geven aan hun materiele, sociale en geestelijke leven.
René V. Rosalia,
Tambú ; De legale en kerkelijke repressie van Afro-Curaçaose volksuitingen.
Uitgever: Walburg Pers
Zutphen, 1997.
ISBN: 9060119878
Rene Vicente Rosalia (1948) promoveerde aan de universiteit van Amsterdam op de wettelijke en kerkelijke repressie van tambú, de veelvormige en rijke Afro-Antilliaanse cultuuruiting die herinnert aan het slavenverleden. Tambú is behalve het woord voor veltrom ook een verzamelnaam voor polyritmische muziek, gespeeld in twaalfachtstemaat, dans, symboliek, sacrale en alledaagse rituelen, vermaak, gemeenschapsvorming, conflictbeslechting, informatievoorziening, sociaal protest en hofmakerij.
Hij maakte naast eigen interviews gebruik van de Zikinzá-collectie.
Zie: Artikel Bernadette de Wit in de Groene Amsterdammer https://www.groene.nl/artikel/duivelsdans
Het Vlaams Architectuurinstituut (VAi) nam, naar aanleiding van het project Stynen 2018, vijf interviews af met familieleden, collega’s en opdrachtgevers van Léon Stynen die ons een uniek inzicht geven in het leven en werk van de architect.
Van elk interview vindt u hieronder een korte samenvatting. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vul dan het aanvraagformulier in.
Herman Van der Wee
Anne Stynen
Lucien Jacques Baucher
Paul Meekels
Constantin Brodzki
Het cultureel erfgoed van vormgeving bestaat niet alleen uit schetsen, maquettes, foto’s of briefwisseling van vormgevers. Er is bij vormgeving ook een sterke wisselwerking tussen expliciete kennis en onbewuste kennis, kennis die misschien wel doorgegeven wordt maar die meestal geen schriftelijke neerslag krijgt. Daarom nam het Vlaams Architectuurinstituut interviews af met ontwerpers, beleidsmensen en ambachtslieden.
Van elk interview van de 7 interviews vindt u op de website een korte samenvatting en beknopte biografische informatie van de geïnterviewde. Indien u het volledige interview wil raadplegen, vul dan het aanvraagformulier in.
De honderdste verjaardag (2013) van het Feestlokaal Vooruit en de dertigste verjaardag van het Kunstencentrum dat er in gehuisvest is, biedt een gelegenheid om het rijke materiële en immateriële erfgoed van het gebouw, de socialistische coöperatieve Vooruit en zijn culturele werking en het Kunstencentrum te ontsluiten voor een breed publiek.
De promotoren en externe partners willen een rijke ‘content’ ontwikkelen door materieel en immaterieel erfgoed op te sporen, te valoriseren en laagdrempelig te presenteren. Daarvoor wordt het documentair erfgoed bewaard door AMSAB-Instituut voor Sociale Geschiedenis en het Kunstencentrum geëxploreerd. Daarnaast worden er drie projecten mondelinge geschiedenis uitgevoerd over de geschiedenis van de laatste halve eeuw van Vooruit.
De ontsluiting gebeurt in de vorm van een website, mobiele ICT toepassingen in het Feestlokaal Vooruit, een tentoonstelling in het STAM en een publieksboek. Hiervoor wordt een beroep gedaan op de ervaring en know how van de externe partners.
De 100/30ste verjaardag van Vooruit zal zonder twijfel een breed publiek aanspreken en ook veel media-aandacht krijgen. Dit project wil hierop anticiperen met een kwaliteitsvol erfgoedproject waarin UGent-historici, -kunsthistorici, -architecten en -multimedia-ingenieurs een bijdrage leveren. Het past in de goede nabuurschap waarin Vooruit en UGent ‘rug aan rug’ leven en het zal bijdragen tot de uitstraling van de UGent
Auteur: Liesbet Nys
ISBN: 9789491376481
Achter de iconische gevel van De Vooruit schuilt een rijke geschiedenis. Een verhaal van 100 jaar vallen en opstaan.
Werking van de coöperatie Vooruit from Geertjan Tillmans on Vimeo.
Rode cultuurbeleving in het feestlokaal van Vooruit tijdens het interbellum (1919
-1939) – Johannes Teerlinck
FOCUS OP DE PODIUMKUNSTEN
Rode cultuurbeleving in het feestlokaal van vooruit
Universiteit Gent, Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Afdeling Geschiedenis (Nieuwste Geschiedenis), Academiejaar 2009
Onderzocht wordt of er in de behandelde periode sprake is van een ontwikkeling in de filmkritiek, van het bespreken van de vorm van het filmen, naar kritiek die film bespreekt vanuit de inhoud. Aan de orde komt onder andere de invloed van de Nederlandse filmliga, de relatie tussen filmkritiek en maatschappelijke ontwikkelingen en de Nederlandse filmkritische reacties op Duitse antisemitische films tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De interviews met Bertina, Bredschneyder, Van der Ham, Huijts, Kok, Koolhaas, Koster, Lichtveld en Scholte zijn gehouden t.b.v. Bartens onderzoek naar de Nederlandse filmkritiek van 1923-45.
Over dit onderwerp schreef Barten Schrijven voor de prullenmand? Een geschiedenis van de Nederlandse filmkritiek (1923-1945), Amsterdam (doctoraalscriptie Contemporaine Geschiedenis, VU), 1987
Het overgrote deel van de interviews maakte Hans Mulder (Theaterwetenschappen, Utrecht) t.b.v. zijn dissertatie over het kunstenaarsverzet tijdens de Tweede Wereldoorlog: Kunst in crisis en bezetting. Een onderzoek naar de houding van Nederlandse kunstenaars in de periode 1930-1945 (met een voorwoord van prof.dr. H.L.C. Jaffé), Utrecht/Antwerpen: Het Spectrum, 1978.
Het interview met Marten Toonder verwerkte de auteur in zijn publikatie Een groote laars een plompe voet. Nederland en de Nazi’s in spotprent en karikatuur 1933-1945 (met een voorwoord van Marten Toonder), Amsterdam/Brussel: Thomas Rap, 1985.
In de interviews wordt gesproken over de maatschappelijke en politieke positie van kunstenaars vóór de oorlog, met name sinds 1933; de situatie tijdens de oorlog, met de nadruk op de wijze waarop de geïnterviewden met het verzet te maken hadden; de invloed van de oorlogs- en verzetservaringen op hun eigen denken en beroepsuitoefening en op de kunst in het algemeen na 1945.
Verscheidene geïnterviewden waren betrokken bij de tijdens de oorlog gestarte voorbereidingen voor een nieuwe constellatie waarbinnen de kunsten na de oorlog maatschappelijk zouden moeten functioneren, uitmondend in de oprichting van onder meer de Federatie van Beroepsverenigingen van Kunstenaars en de Raad voor de Kunst. Velen waren vóór de oorlog betrokken bij anti-fascistische groepen als het Comité van Waakzaamheid en de Bond van Kunstenaars ter Verdediging van de Kultuur (BKVK), die onder meer in 1936 de tentoonstelling De Olympiade Onder Dictatuur (D.O.O.D.) organiseerde.
In het interview met Bijmoer ligt in mindere mate de nadruk op de oorlogsperiode. Bijmoer deed vóór de oorlog onder meer rondleidingen in het Stedelijk Museum en was in de oorlog tekenaar en ontwerper. Direct na de oorlog tekende hij onder meer voor Het Parool en fungeerde als decor- en kostuumontwerper voor vele theaterstukken, revues en televisieseries. De laatste tien jaar voor zijn pensioen deed hij dat uitsluitend nog voor de televisie (NOS).
Transcripties zijn alleen aanwezig van de gesprekken die in 1973-74 werden gehouden, namelijk die met Boers (1905-1978), kunstschilder; Braat (1908-1982), beeldhouwer, dichter en schrijver; Defresne-Ruys, echtgenote van de acteur Defresne (1893-1961), zelf bacteriologe; Groenier (1905-1977), acteur en oud-directeur van de Arnhemse toneelschool; De Leeuwe (1898-1982), actrice; Romein-Verschoor (1895-1978), historica en schrijfster, Poons (1896-1985), acteur; Sandberg (1897-1984), oud-directeur Stedelijk Museum; 1ste interview Sterneberg (1901-1987), acteur; Tiemeijer (geb. 1908), acteur.
Interviewer: Nanda van der Zee
De interviews werden gehouden t.b.v. Van der Zee’s biografie van Presser (1899-1970):
Jacques Presser: het gelijk van de twijfel. Een biografie, Amsterdam: Balans, 1988.
De geïnterviewden (waarvan enkelen in Jeruzalem) zijn familieleden, oud-leerlingen, oud-studenten, collega’s en andere relaties van de historicus en schrijver. Zij spreken over zijn jeugd, achtergrond en familiebanden; studietijd; leraarschap aan het Vossius Gymnasium en het Joods Lyceum te Amsterdam; zijn huwelijk met Dé Appel; de oorlogsjaren, waaronder de zelfmoordpoging in mei 1940, de deportatie van Dé en de onderduik; zijn joodse identiteit; tweede huwelijk met Bep Hartog; politieke opvattingen; de benoemingskwestie rond zijn aanstelling als hoogleraar Nieuwste Geschiedenis aan de in 1947 opgerichte Politiek Sociale Faculteit aan de Universiteit van Amsterdam; zijn publikaties, waaronder zijn bekende, tweedelige Ondergang. De vervolging en verdelging van het Nederlandse Jodendom, 1940-1945, ‘s Gravenhage: Staatsuitgeverij, 1965.
Interviews in Conservation Research is een groeiende collectie interviews voor onderzoek en besluitvorming over behoud, conservering en restauratie, gebruik en presentatie van kunstwerken en cultureel erfgoed. Het betreft interviews met kunstenaars en kunstenaarsassistenten, maar ook met restauratoren en curatoren. De thematische collectie is doorlopend en onderdeel van het Interviews in Conservation Initiative. Toevoegingen zijn welkom zodat een rijke collectie van uniek bronmateriaal opbouwt die kruisverwijzingen mogelijk maakt en een uniek beeld geeft van het leven achter de schermen van kunstwerken en cultureel erfgoed in Nederland.