De collectie is nog niet gedigitaliseerd en daarom niet direct in te zien bij Beeld & Geluid. Digitalisering kan wel worden aangevraagd via Beeld & Geluid.
De interviews zijn gemaakt t.b.v. Brouwers’ en Hogenkamps filmografie Triofilm 1946-1978. Filmproduktiebedrijf en laboratorium, Amsterdam: Stichting Film en Wetenschap (SFW-werkuitgave no.4), 1994.
De geïnterviewden spreken over de tijd dat zij bij het in 1946 door Jo de Haas, Theo Cornelissen en Paul A.J. Wijnhoff opgerichte filmproduktiebedrijf en -laboratorium Triofilm werkten.
Herman Greven (geb. 1933) was vanaf 1948 als laborant werkzaam bij Triofilm, voordat hij in 1953 naar de
Cinetone-studio’s ging, om nog weer later emplooi te vinden in het filmbeheer bij het Nederlands Filmmuseum (NFM).
Peter Jonen (geb. 1927) was, na jaren Polygoon, van 1953 tot 1960 als laborant bij Triofilm in dienst. Via verscheidene andere produktiemaatschappijen, waaronder Joop Geesink, kwam hij uiteindelijk in 1971 als cutter bij de Utrechtse Stichting Film en Wetenschap (SFW) terecht.
Piet van Strien (geb. 1929) begon in 1948 bij Triofilm als manusje van alles, kwam echter al snel in het laboratorium te werken en hanteerde vanaf 1953 (Watersnoodramp) de camera. In 1959 verliet hij het bedrijf en ging als free-lance filmer verder, o.a. voor het Britse Visnews.
Geïnterviewden:
Volg de link.
Klik op:
Inventaris
3. Egodocumenten
3.2 Interviews
47 Uitgewerkte interviews over de aankomst en ontvangst van repatrianten in Amsterdam in 1945, 1999.
De collectie is slechts raadpleegbaar na verkregen schriftelijke toestemming van de directeur van het NIOD.
Bossenbroek, M. (2001). De meelstreep. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Bert Bakker.
Piersma, H. (Ed.). (2001). Mensenheugenis. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog. Getuigenissen.
Bert Bakker, Stichting onderzoek terugkeer en opvang.
Kristel, C. (Ed.). (2002a). Binnenskamers. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog: besluitvorming.
Bert Bakker.
Kristel, C. (Ed.). (2002b). Polderschouw. Terugkeer en opvang na de Tweede Wereldoorlog: regionale
verschillen. Bert Bakker.
Stichting Onderzoek Terugkeer en Opvang (SOTO)
NIOD 889, inventarisnummers 47, 48-51
Veel van de uit concentratiekampen en onderduikplaatsen teruggekeerde joden kregen in de zomer van 1945 te maken met negatieve reacties van de Nederlandse bevolking.
Dienke Hondius, “Welkom” in Amsterdam. Aankomst en ontvangst van repatrianten in de hoofdstad in 1945, in: Kristel, Polderschouw, 201-221
Zie ook:
Terugkeer, Antisemitisme in Nederland rond de bevrijding
Dienke Hondius
ISBN: 9789012086455
Kopieën van de collectie worden beheerd door Joods Cultureel Kwartier. Het origineel wordt beheerd door Nederlands Instituut voor Beeld & Geluid.
De interviews zijn gemaakt voor Bregsteins film “Op zoek naar Joods Amsterdam”, tot stand gekomen op initiatief van de gemeente Amsterdam ter gelegenheid van de viering van het zevenhonderdjarig bestaan van de stad. Film en interviews behandelen joods Amsterdam tot 1940. De film beleefde zijn première op 29 december 1975 te Amsterdam. Hij werd tevens op televisie uitgezonden door de NCRV op 8 februari 1976.
Een deel van de research werd gedaan door Salvador Bloemgarten, die tevens met Bregstein aan het scenario werkte. De film werd geproduceerd door Jan Vrijman Cineproductie.
De integrale filmtekst is later gepubliceerd in het boekje Op zoek naar Joods Amsterdam / film van Philo Bregstein, Amsterdam: Meulenhoff (filmteksten), 1981 (gedeeltelijk eerder verschenen in Parool en Skoop). Achterin (pp.59-76) is een dagboek opgenomen dat Bregstein bijhield m.b.t. de voorbereidingen en de produktie van de film.
Uitgebreider werden fragmenten uit de interviews verwerkt in Herinneringen aan Joods Amsterdam / samengesteld door Philo Bregstein en Salvador Bloemgarten, Amsterdam: De Bezige Bij, 1978 (340 pp). Hiervoor werden in 1977 nog enkele aanvullende interviews gehouden. In het boek is een lijst ‘vertellers’ opgenomen, evenals een lijst met biografische aantekeningen betreffende de geïnterviewden.
Drager: oorspronkelijk 99 geluidsbanden. De banden zijn in 2015 gedigitaliseerd.
Transcripties: Zie voor transcripties de inv. nrs. 31-35 Interviews met voormalige deelnemers aan de Februaristaking. Z.j. 5 dozen van dit archief. De transcripties zijn soms uitgebreider dan het geluidmateriaal (bijvoorbeeld bij het interview met Simon Korper) hetgeen er op duidt dat er meer geluidsmateriaal geweest moet zijn en dat sommige banden zijn gemonteerd.
De Februaristaking werd gehouden tijdens de Tweede Wereldoorlog uit protest tegen de vele anti-joodse maatregelen en de jodenvervolging. Duizenden arbeiders legden hun werk neer. De staking begon op 25 februari 1941 in Amsterdam en breidde zich een dag later uit naar de Zaanstreek, Haarlem, Velsen, Hilversum en de stad Utrecht en directe omgeving. Het was de eerste grootschalige verzetsactie tegen de Duitse bezetter in Europa. De Februaristaking wordt sinds 1946 jaarlijks op 25 februari herdacht op het Jonas Daniël Meijerplein te Amsterdam, bij het beeld van Mari Andriessen “De Dokwerker”. De collectie omvat interviews gehouden door o.a. Jan Dop, Simon Korper en Gerard Maas met Februaristakers.
De Stichting Comité Herdenking Februaristaking 1941 is in 1990 opgericht als opvolger van het Februariherdenkingskomité.
Kroniek van de Februari-staking 1941
Auteur: Gerard Maas
Uitgever: Pegasus, Amsterdam, 1961
De interviews zijn gehouden door Jan Dop (1943), (cineast die samen met Kees Hin (1936-2020) en Frans van der Staak (overleden 2001) de speelfilm maakte over de Februaristaking Soldaten zonder geweren (1985). Jan Dop maakte enkele interviews alleen, een aantal in samenwerking met Simon Korper (1907-1988) en later het merendeel samen met Gerard Maas (Zaandam, 1913 – Amsterdam, 1988) communist, verzetsstrijder en politicus.
Maas schreef over de februaristaking o.a. Kroniek van de Februari-staking 1941, Amsterdam, 1961 en 1941 bloeiden de rozen in februari, een korte historische schets, Amsterdam [1985].
Bron: NG-1981-7-17, Foto-opdrachten Nederlandse geschiedenis, Rijksmuseum Amsterdam
Fotograaf: Catrien Ariëns, 1979-09
Oral history interviews met feministen die een pioniersrol hebben gespeeld in de geestelijke en lichamelijke gezondheidszorg voor vrouwen.
Voor korte beschrijvingen van de geïnterviewden zie de website van Artria
Het internationale culturele erfgoedproject Een wereld van diamant: Diamond Workers in The Netherlands, Belgium and France, 1895-2000 zal het verspreide erfgoed van de internationale diamantbewerkers in de twintigste eeuw en daarna verzamelen, beschrijven en verspreiden. Er zal een consortium worden opgericht met partners uit Nederland, België en Frankrijk. Het project zal proefstrategieën bestuderen en testen om de gedigitaliseerde documenten, beelden en getuigenissen van de wereld van de diamantbewerkers digitaal samen te brengen, te verbeteren en te verspreiden.
Met een twaalftal gefilmde interviews draagt dit project bij aan de kennis en beeldvorming omtrent de uit Nederland gedeporteerde Joden en hun herinneringen aan het Duitse concentratiekamp Theresienstadt in het huidige Tsjechië. Theresienstadt was vooral een doorgangskamp voor Joden, die meestal naar de vernietigingskampen werden gestuurd. De geïnterviewden zijn joden die in 1943 en 1944 vanuit Nederland naar het kamp zijn gedeporteerd en voor korte of langere tijd (of zelfs twee keer) in dit kamp verbleven in de laatste twee jaar van de Tweede Wereldoorlog. In de interviews staan de volgende vragen centraal: Hoe hebben de ooggetuigen Theresienstadt beleefd en welke elementen speelden bij hun overlevingsstrategieën een doorslaggevende rol? Hoe hielden de gevangenen zich staande en waaraan ontleenden zij hun weerbaarheid?
De rond de 5000 uit Nederland afkomstige Joden in Theresienstadt vormden een bijzonder heterogene groep. Zo was ongeveer de helft van hen Duitstalig en had als Oostenrijkse of Duitse emigrant of vluchteling een heel andere voorgeschiedenis dan de in Nederland geboren Joden. Voorts waren er verscheidene groepen geprivilegieerde Joden (zoals de ‘Barneveldgroep’ en de ‘Mussertjoden’), terwijl andere categorieën (bijvoorbeeld de Joden van de ‘Puttkammer-lijst’) een veel minder beschermde status hadden.
Over de uit Nederland afkomstige groep wordt dikwijls beweerd dat zij in Theresienstadt opvielen door werkonwilligheid en onaangepastheid, en dat zij passief verzet zouden hebben gepleegd. Deze vooral aan Nederlandse gevangenen toegeschreven eigenschappen komen in de interviews met de overlevenden indirect aan bod, maar worden door de respondenten niet zonder meer bevestigd.
Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog
DANS: https://doi.org/10.17026/dans-zft-huzt
Interviews te zien via:
Hoewel maar weinig bekend, waren er tijdens de Tweede Wereldoorlog ook joden actief in het verzet. Zij zaten onder meer in communistische en sociaaldemocratische verzetsgroepen, bij de Ordedienst en hadden een rol in de Februaristaking van 1941.
De ‘PP-groep’, vernoemd naar de fantasiebeesten Porgel en Porulan uit het clandestien verschenen nonsensrijm van Cees Buddingh, stond onder leiding van Bob van Amerongen en Jan Hemelrijk. Beiden hadden een joodse vader. De verzetsgroep was gespecialiseerd in hulp aan joodse onderduikers en redde waarschijnlijk enkele tientallen joden (vooral familie en vrienden) het leven. Bob van Amerongen hield zich bezig met het onderbrengen van mensen en Jan Hemelrijk specialiseerde zich in het vervalsen van persoonsbewijzen.
De groep kreeg steeds meer werk naarmate de oorlog vorderde. Er kwamen daardoor steeds meer leden bij, afkomstig uit de eigen kringen. De meeste leden hadden een joodse achtergrond, zoals binnenhuisarchitect Ab Stuiver en acteur Rob de Vries, maar er waren ook niet-joodse leden, zoals Tini Israël en haar vriend Karel van het Reve. Aan het eind van de oorlog was de PP-groep uitgegroeid tot een hechte organisatie met 19 kernleden, grotendeels oud-leerlingen van het Murmellius Gymnasium te Alkmaar, waar Jan en Bob op school hadden gezeten, en het Vossius Gymnasium te Amsterdam.
De PP-groep was één van de 38 Amsterdamse verzetsgroepen die zich in 1944 verenigden in de federatie Vrije Groepen Amsterdam (VGA). Het was pas bij deze gelegenheid dat Jan Hemelrijk de groep de naam PP-groep gaf; alle groepen moesten een schuilnaam kiezen. De 38 groepen, waarvan zo’n 20 % van de leden een joodse of half-joodse achtergrond had, speelden al voordat de LO (de landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers) in de zomer van 1943 in Amsterdam actief werd, een actieve rol bij de hulp aan Amsterdamse Joden.
De vijf geïnterviewden – Dineke Broers-Hemelrijk (zus van Jan Hemelrijk), Mark van Rossum du Chatel (lid PP-groep) en Bob van Amerongen en zijn onderduikers Jaap Lobatto en Miep Gompes-Lobatto – vertellen over hun ervaringen tijdens de Tweede Wereldoorlog.
De interviews (opgenomen 2008-2009) zijn verwerkt in de documentaire en het boek ‘Fatsoenlijk land’ (2013) van Loes Gompes.
Hanna van de Voort was de centrale ‘onderduikmoeder’ in Limburg.
Realisatie project:
LGOG Maastricht ©; (2009)
Tijdsbestek: 1943-1945
Locatie: Nederland
Aantal interviews: 8
Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog
DANS: https://doi.org/10.17026/dans-xq5-67fm
De interviews zijn te zien via:
Gedurende de oorlogsjaren 1943-1944 werden ongeveer 123 Joodse kinderen Amsterdam uitgesmokkeld en ondergebracht bij gezinnen in Noord-Limburg. Over de wijze waarop deze kinderen hun onderduiktijd hebben beleefd, is al veel bekend. Ook is er onderzoek verricht naar de reacties van de kinderen uit de Limburgse gastgezinnen op het verblijf in hun midden van de jonge onderduikers. Ter ondersteuning en aanvulling van dit onderzoek zijn in dit interviewproject gesprekken gevoerd met personen die destijds als kind een Amsterdams ‘broertje of zusje’ hebben gekregen. Op indringende wijze laten de vraaggesprekken hoe zij de komst van de vreemde kinderen in het gezin hebben ervaren. Inzichtelijk wordt hoe het voor hen is geweest om hun ouders plotseling te moeten delen met jonge Joodse onderduikers, die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.
De Joodse kinderen – meestal afkomstig uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg – werden door een Amsterdamse studentenverzetsgroep onder leiding van Piet Meerburg de hoofdstad uitgesmokkeld. In Noord-Limburg was de onderduikorganisatie voor de kinderen in handen van Hanna van de Voort, een vroedvrouw uit Tienray. Zij kreeg bij haar verzetswerk hulp van de jonge Nijmeegse student Nico Dohmen, die in Tienray was ondergedoken omdat hij de loyaliteitsverklaring niet had ondertekend.
In juli 1943 hebben de Geallieerden geprobeerd bommen af te werpen op de Fokkervliegtuigenfabriek in Amsterdam-Noord, omdat zij was ingeschakeld bij de Duitse oorlogsindustrie. De geallieerde aanval op de fabriek miste het doel goeddeels en bommen kwamen terecht op woonwijken, een klooster en een kerk. Er vielen ruim 200 doden, vooral burgerslachtoffers. Omdat het geallieerde bommen waren, is deze tragische gebeurtenis altijd een gevoelig onderwerp geweest.
In dit oral history-project komen zeven getuigen van het bombardement aan het woord. Speciale aandacht gaat uit naar de organisatie van de hulpverlening, die grotendeels vanuit Amsterdam-Centrum op gang moest komen. Een aantal geïnterviewden gaat in op de viering van het 25-jarig bestaan van de Ritakerk-parochie, die tijdens de viering een voltreffer kreeg.
Drie keer was Amsterdam-Noord in juli 1943 doelwit van geallieerde aanvallen, die gericht waren op de gecamoufleerde Fokkerfabriek die oogde als een vriendelijke woonwijk. Op zaterdag 17 juli kwamen 41 Vliegende Forten van het onervaren Amerikaanse achtste luchtleger in actie. Geen enkele bom raakte Fokker en 152 burgers vonden de dood. Van de honderden gewonden overleden velen later aan hun verwondingen. Op zondag 25 juli raakten 10 Engelse Mitchell bommenwerpers de vliegtuigfabriek Fokker wèl en legde het complex grotendeels in de as. Op woensdag 28 juli waren het de Vrije Fransen die een aanval uitvoerden. Deze aanval kostte nog eens 17 burgers in Noord het leven en de ravage was enorm.