menu
Geef een of meerdere zoektermen op.
Gebruik dubbele aanhalingstekens om in de exacte woordvolgorde te zoeken.

Archeologisch-Antropologisch Instituut Nederlandse Antillen geluidsbanden

 
Periode interviews: 1980-1995
 

Interviews verzameld voor het Archeologisch-Antropologisch Instituut Nederlandse Antillen (AAINA) door Rose Mary Allen in de periode 1980-1995

 

Brenneker/Juliana geluidsbanden

Paul Brenneker / Elis Juliana
 
Periode interviews: 1963-1989

 

Naast de bekende Zikinzá collectie verzamelden Brenneker en Elis nog veel meer oral histories, die opgeslagen zijn in de Openbare Bibliotheek van Curaçao.

Ta Cuba mi ke bai

Workers harvesting sugar cane Cuba ca. 1908, National Photo Company Collection Library of Congress
Proj. Cubag. AAINA (Archaeologisch- Anthropologisch Instituut Nederlandse Antillen) door Rose Mary Allen
 
Tijdsaanduiding: 1917-1990
Aantal interviews: onbekend
Toegankelijkheid: onbekend

Sinds 1998 bewaard in het Centraal Historisch Archief

Taal: Papiamentu 

 

Publicatie:

Mondelinge geschiedenis van Curaçaose migranten die in het begin van de 20ste eeuw naar Cuba vertrokken om te gaan werken op Cubaanse suikerrietvelden.

 

“Ta Cuba mi ke bai” is het resultaat van een onderzoek naar de emigratie van kinderen van Curaçao naar Cuba. Deze emigratie beleefde zijn hoogtepunt aan het einde van 1917 tot aan 1921. Veel Curaçaose arbeiders verhuisden naar Cuba om op de suikerrietvelden te werken. Daar ontmoetten zij arbeiders van andere Caribische eilanden, waaronder Haïti, Jamaica, Barbados en ook van Aruba, Bonaire en de eilanden daarboven.

In een paar jaar tijd zijn er zo’n 2300 Curaçaoënaars naar Cuba geëmigreerd. Rose Mary Allen bezocht oude Curaçaoënaars die in die tijd naar Cuba zijn gegaan en daarna weer op Curaçao zijn teruggekeerd. Ze waren oud, maar konden haar veel vertellen over Cuba en ook over de redenen waarom ze naar Cuba waren gegaan. En dat waren bijna altijd economische redenen. Er wonen nog steeds Curacaoenaars  op Cuba die daar indertijd naar toegegaan en er zijn gebleven. Die groep intrigeerde Rose Mary Allen en zij vond dat haar onderzoek niet compleet was als zij niet ook deze mensen op Cuba had bezocht.

 

Om een zo volledig mogelijk beeld te krijgen van de emigratie naar Cuba, werd het onderzoek uitgebreid door getuigenissen te vergelijken met informatie uit documenten, zoals officiële brieven en kranten.

Zikinzá collectie

Elis Juliana en Paul Brenneker
 
Aantal interviews: 267
 

Op Curaçao hebben Paul Brenneker en Elis Juliana vanaf 1958 een grote hoeveelheid mondelinge gegevens verzameld.

Hun oudste informant werd geboren omstreeks 1853, tien jaar voor de afschaffing van de slavernij.

De meeste van de door Juliana en Brenneker verzamelde informatie is opgeslagen in de Zikinzá-collectie, een databank bestaande uit 1.400 liederen, verhalen, en levensverhalen. Anekdotes, jeugdherinneringen, rituelen en volksliedjes werden bij 267 informanten op band opgenomen.

 

Inhoudelijk ging het Brenneker en Juliana om het vastleggen van de kennis en de wijsheid van de oudere, rurale bevolking, die nog geïsoleerd van de stad en de oprukkende modernisering op Banda’bou of Band’riba leefden.

 

www.elisjuliana.org

 

 

 

Rose Mary Allen maakte gebruik van de Zikinzá-collectie voor haar proefschrift ‘Di ki manera’ over de Afro-Curaçaose bevolking in de periode na de afschaffing van de slavernij.

 

Rose Mary Allen:

In deze dissertatie staan de culturele processen centraal die het dagelijkse leven van Afro-Curaçaoënaars na de afschaffing van de slavernij (1863) hebben beïnvloed. Er wordt gekeken naar de invloed die de koloniale overheid, de voormalige slavenhouders en vooral de Rooms-Katholieke kerk uitoefenden op het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie.
Ook wordt nagegaan hoe deze groep een eigen invulling gaf aan de vrijheid en hoe zij omging met de interventies van hogerhand. Het begrip macht staat hierbij centraal. Deze was zeer ongelijk verdeeld: economische, sociale en raciale ongelijkheid kenmerkten
de negentiende-eeuwse Curaçaose maatschappij.
De hoofdvraag in het proefschrift luidt: welke rol speelden de overheid, de voormalige slavenhouders en de Rooms-Katholieke kerk in het leven van de Afro-Curaçaoënaars na de emancipatie, en op welke wijze hebben de Afro-Curaçaoënaars zowel binnen als buiten de beïnvloedsferen van deze instituten invulling kunnen geven aan hun materiele, sociale en geestelijke leven.

 

 

René V. Rosalia,

Tambú ; De legale en kerkelijke repressie van Afro-Curaçaose volksuitingen.

Uitgever: Walburg Pers

Zutphen,  1997.

ISBN: 9060119878

 

Rene Vicente Rosalia (1948) promoveerde aan de universiteit van Amsterdam op de wettelijke en kerkelijke repressie van tambú, de veelvormige en rijke Afro-Antilliaanse cultuuruiting die herinnert aan het slavenverleden. Tambú is behalve het woord voor veltrom ook een verzamelnaam voor polyritmische muziek, gespeeld in twaalfachtstemaat, dans, symboliek, sacrale en alledaagse rituelen, vermaak, gemeenschapsvorming, conflictbeslechting, informatievoorziening, sociaal protest en hofmakerij.

 

Hij maakte naast eigen interviews gebruik van de Zikinzá-collectie.

 

Zie:  Artikel Bernadette de Wit in de Groene Amsterdammer https://www.groene.nl/artikel/duivelsdans