Over de geschiedenis van de (Indo-)Europeanen en Papoea’s in voormalig Nederlands Nieuw-Guinea is relatief weinig bekend. Dit in tegenstelling tot de situatie met betrekking tot de periode na het uitroepen van de Republik Indonesia (17 augustus 1945) door Soekarno, dat tot de Indonesische onafhankelijkheid leidde. Tabee Nieuw-Guinea brengt daar verandering in door de persoonlijke ervaringen vast te leggen en te presenteren voor het brede publiek.
Het doel van het project Tabee Nieuw-Guinea is het presenteren en documenteren van getuigenissen van Nieuw-Guineagangers en Papoea’s over de bewogen periode rond het einde van het Nederlandse bestuur in oktober 1962. De focus ligt op de periode rondom de souvereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties (UNTEA) op 1 oktober 1962.
Stichting Be-wonder is eind 2019 gestart met de voorbereidingen van het project Tabee Nieuw-Guinea en het interviewen van 33 mensen die deze periode hebben meegemaakt. Betsy Torenbos en Paul Pattynama hebben de 33 geïnterviewden thuis bezocht. Betsy Torenbos nam, als oral history expert, de diepte interviews af en Paul Pattynama heeft aanvullende vragen gesteld. De mensen die verspreid over het hele land wonen zijn thuis geïnterviewd. De gesprekken, die op beeld en geluid zijn vastgelegd, duurden gemiddeld drie uur.
De video-installatie is een beeld- en geluidwereld op basis van 33 interviews en is gemaakt door TeZ en Betsy Torenbos. Met een geldig toegangskaartje voor het Indisch Herinneringscentrum kun je de installatie gratis bezoeken.
In het docu-theater ‘Verzoening?’ staan een aantal geïnterviewden, improviserend componist Oscar Jan Hoogland en performer Betsy Torenbos samen met zangeres Eef Mamoribo en Raki Ap op het toneel, in het decor van de 33 interviews. Uniek docu-theater over de bewogen periode rond het vertrek van Nederland uit Nieuw-Guinea. Wat doet het met je als je één, twee of zelfs drie keer moet vluchten? Kan een mens zich hiermee verzoenen? En met wie?
De symposia gaan dieper in op onderliggende thema’s en plaatsen de interviews in een andere context en leggen een relatie met de actualiteit.
De interviews zijn gehouden ten behoeve van een doctoraalscriptie geschiedenis (RUU) over de houding van de ARP ten opzichte van de Nieuw-Guinea kwestie in 1961-62. De geïnterviewden waren in die tijd ARP-politici of anderszins aan de ARP gelieerd, zoals prof. Verkuyl. Mw. Vellema is de dochter van de reeds in 1972 overleden ARP-politicus Bruins Slot, onder wiens invloed de ARP-fractie zich in 1961 een voorstander betoonde van een directe overdracht van Nieuw-Guinea aan Indonesië.
Geïnterviewde(n): Mr. W. Aantjes, mr. W.F. de Gaay Fortman, G.A. Kieft, mw. Vellema-Bruins Slot, prof. J. Verkuyl
Realisatie project:
STICHTING PAPUA CULTUREEL ERFGOED
Tijdsbestek: 1940-2009
aantal interviews: 25
(beperkt openbaar)
Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog
DANS: https://doi.org/10.17026/dans-22t-hrun
In maart 1942 capituleerde het Koninklijk Nederlands-Indisch Leger (KNIL) en werd heel Nederlands-Indië door Japan bezet. Ook Nederlands Nieuw-Guinea viel in Japanse handen, hoewel in het zuidelijk gelegen Merauke met zijn ondoordringbare oerwoud gedurende de hele oorlog de Nederlandse vlag bleef wapperen.
In 1943 kwam langs de noordkust van Nieuw-Guinea het Amerikaanse tegenoffensief op gang en de grote aanvoer en overslag van goederen en personeel had een grote invloed op de lokale bevolking.
Nadat de Japanners waren verdreven, werd in de fase van herstel van het Nederlands bestuur, het ‘Papoea-bataljon’ opgericht. Dit was de voorloper van het latere ‘Papoea Vrijwilligerskorps’, opgezet om de Papua-bevolking te betrekken bij de bescherming van de belangen van Nederlands Nieuw-Guinea, dat uiteindelijk in 1962 aan de Republiek Indonesië werd overgedragen.
Voor dit project zijn 25 personen geïnterviewd. Allen bewaren herinneringen aan Nieuw-Guinea tussen 1940 en 1962. Sommigen zijn er geboren, anderen hebben er gewerkt en gewoond. Het gaat om 21 Papua’s, twee Molukkers, één Toegoenees en één Nederlandse. De geïnterviewden vertellen over hun ervaringen in de Tweede Wereldoorlog, hun kinder- en hun schooltijd, hun tradities, hun leven als volwassene en hun migratiegeschiedenis.