De Universiteit Twente ging in 1964 van start als eerste campusuniversiteit in Nederland. Het idee was dat van de civitas academia, een academische gemeenschap waar ook eerste generatie studenten zich thuis zouden voelen. Op de campus zou er rust en regelmaat zijn, met niet alleen aandacht voor de studie, maar ook voor culturele ontwikkeling en samenleven. De oprichting van studentenverenigingen in de vorm van sport- en culturele verenigingen werd aangemoedigd, maar corporale verenigingen werden buiten de deur gehouden. Er was een streven naar integratie van technische en maatschappijwetenschappen en in 3,5 jaar konden studenten het baccalaureaat halen, waarmee ze in principe klaar waren voor een baan in het bedrijfsleven.
Het verhaal van de beginjaren van de toen nog Technische Hogeschool Twente is goed gedocumenteerd. Minder duidelijk is hoe al de idealen van de oprichters in de praktijk uitpakten. De afdeling Archive van de dienst LISA (Library, IT Services & Archive) heeft in samenwerking met de Stichting Universiteitsfonds Twente een oral history project opgezet waarin een twintigtal studenten van de eerste lichting wordt geïnterviewd over hun ervaringen tussen 1964 en 1972. Waarom kozen studenten voor Twente, wat waren hun verwachtingen? Hoe ervoeren vrouwelijke studenten hun tijd op de campus? Wat heeft de opleiding aan de UT en het proces van volwassen worden op de campus studenten van toen opgeleverd? Een interessant spanningsveld is de wens om studenten beter voor te bereiden op het maatschappelijk leven dan op technische universiteiten gebruikelijk was, terwijl zij tegelijkertijd op een campus ver van de stad werden gehuisvest en opgeleid.
Marjan Beijering (Geschiedenislab) begeleide het project. Een vijftal interviewers (bijna allemaal lid van GEWIS, de vereniging van UT-gepensioneerden) hebben oral history workshops gevolgd en werken nauw samen met het videoteam van de UT, dat recorders uitleent en de opnames achteraf veiligstelt. Arjan van Hessen hielp bij het werken met ASR. Eind september 2023 zullen er 20 oral history interviews gereed zijn, opgenomen op audio en inclusief toestemming voor opname in archief, metadata, samenvattingen. Een deel van de interviews zal ook op film worden opgenomen. Interviewer Martin Bosker zal een aantal interviews gebruiken als basis voor zijn podcast Campuswalks.
De collectie is nog niet gedigitaliseerd en daarom niet direct in te zien bij Beeld & Geluid. Digitalisering kan wel worden aangevraagd bij Beeld & Geluid via: zakelijk@beeldengeluid.nl
Vanouds was Twente een belangrijk centrum voor de textielindustrie. Sinds 1830 investeerde het Rijk in Twente. Op het hoogtepunt waren er ongeveer 160 fabrieken actief. Twente bezat een stakingscultuur. Al aan het einde van de negentiende eeuw begonnen fabrieksarbeiders zich te verenigen in arbeidsverenigingen. De geïnterviewden staan in deze tradities en vertellen over hun ervaring tussen 1930 en 1960.
De interviews zijn gehouden in het kader van de doctoraalscripties (economische en sociale) geschiedenis (KUN) van de vier interviewers, N. Vos, G. Kuys, J. Vos en E. Theloosen, met als onderwerp de arbeidersbeweging en arbeidsverhoudingen in de Twentse textielindustrie 1930-1960.
Een aantal interviews is met meerdere personen tegelijk gehouden. Zo zitten Duyn, Ter Haar, het echtpaar Kapitein en Pieperiet gezamenlijk in één gesprek en hetzelfde geldt voor de heren Meijer en Tijdeman.
Vrijwel alle personen spreken over de situatie in de Twentse textielindustrie vanuit een actieve positie in de linkse (vak)beweging, met name NVV, NSV, NAS, EVC en OVB, waarbij overigens een sterke aversie tegen de CPN naar voren komt. De uitzondering wordt gevormd door de liberale politicus Stikker, die eerder spreekt vanuit de positie van werkgevers dan wel vanuit zijn opvattingen over de nieuwe (naoorlogse) samenwerkingsvormen tussen werkgevers en werknemers. Hij was onder meer de initiator van de Stichting van de Arbeid in 1945.
Zie eveneens de Twentse textielstaking (1931-1932)
De collectie is nog niet gedigitaliseerd en daarom niet direct in te zien bij Beeld & Geluid. Digitalisering kan wel worden aangevraagd bij Beeld & Geluid via: zakelijk@beeldengeluid.nl
Het Twentse stelsel
De fabrikanten, sinds 1888 verenigd in de Enschedesche Fabrikanten Vereeniging, reageerden doorgaans als collectief. Een staking bij één van de aangesloten bedrijven werd gevolgd door het stilleggen van meerdere fabrieken, met uitsluiting van alle arbeiders die er werkten. Dat gold in 1890 voor 5.000 man, in 1902 voor 2.000 werknemers, in 1909 voor 7.500 man. De staking bij Van Heek & Co in 1902 ondervond veel sympathie in en buiten Twente. Henriëtte Roland Holst hield vlammende redevoeringen in het hele land en zamelde met haar man geld in als aanvulling op de stakingsuitkeringen. Uiteindelijk wonnen echter de fabrikanten. In 1909 sprak Pieter Jelles Troelstra, de leider van de SDAP, voor een gehoor van 7.000 textielarbeiders. In dat geval werden door de directie van Menko toezeggingen gedaan.
Het was na de Eerste Wereldoorlog geen vetpot om in de textiel te werken. Er was sinds de vorige eeuw veel verbeterd, maar de arbeiders waren inmiddels goed georganiseerd en accepteerden de grote winsten in de familiebedrijven niet meer. Ze wilden het zelf ook beter hebben. Bij een protestmars liet een arbeider met een bakfiets vol bezemstelen dat duidelijk blijken: “Grote stelen en kleine stelen, grote stelen het meest.” In 1923 brak bij Van Heek & Co. een grote staking uit. Door toepassing van “het Twentse Stelsel” kwamen ook veel andere textielarbeiders zonder werk.
In het kader van de Twentse Textielstaking van 1931-1932 en de textielindustrie van de jaren ’30 werden zeven personen geïnterviewd:
Voor meer informatie over de interviews en de geïnterviewden, zie: SFW-werkuitgave no. 8 (1995), pp. 2, 20, 21, 33, 39, 42, 50.
De Twentse textielstaking is opgenomen in de Canon van Nederland
Zie eveneens de collectie Arbeidersbeweging Twente (1930-1960)