menu

Getuigen van Theresienstadt

 

Realisatie project:

Radboud University Nijmegen, Faculty of Religious Studies

 

Tijdsbestek: 1943-1945, naoorlogse periode
Locatie: Amsterdam, Theresienstadt, Westerbork

Aantal interviews: 25

 

Beperkt toegankelijk

 

 

 

Met een twaalftal gefilmde interviews draagt dit project bij   aan de kennis en beeldvorming omtrent de uit Nederland gedeporteerde Joden en hun herinneringen aan het Duitse concentratiekamp Theresienstadt in het huidige Tsjechië. Theresienstadt was vooral een doorgangskamp voor Joden, die meestal naar de vernietigingskampen werden gestuurd. De geïnterviewden zijn joden die in 1943 en 1944 vanuit Nederland naar het kamp zijn gedeporteerd en voor korte of langere tijd (of zelfs twee keer) in dit kamp verbleven in de laatste twee jaar van de Tweede Wereldoorlog. In de interviews staan de volgende vragen centraal: Hoe hebben de ooggetuigen Theresienstadt beleefd en welke elementen speelden bij hun overlevingsstrategieën een doorslaggevende rol? Hoe hielden de gevangenen zich staande en waaraan ontleenden zij hun weerbaarheid?

 

De rond de 5000 uit Nederland afkomstige Joden in Theresienstadt vormden een bijzonder heterogene groep. Zo was ongeveer de helft van hen Duitstalig en had als Oostenrijkse of Duitse emigrant of vluchteling een heel andere voorgeschiedenis dan de in Nederland geboren Joden. Voorts waren er verscheidene groepen geprivilegieerde Joden (zoals de ‘Barneveldgroep’ en de ‘Mussertjoden’), terwijl andere categorieën (bijvoorbeeld de Joden van de ‘Puttkammer-lijst’) een veel minder beschermde status hadden.

 

Over de uit Nederland afkomstige groep wordt dikwijls beweerd dat zij in Theresienstadt opvielen door werkonwilligheid en onaangepastheid, en dat zij passief verzet zouden hebben gepleegd. Deze vooral aan Nederlandse gevangenen  toegeschreven eigenschappen komen in de interviews met de overlevenden indirect aan bod, maar worden door de respondenten niet zonder meer bevestigd.

Herinneringen aan mijn Amsterdamse zusje of broertje

Hanna van de Voort was de centrale ‘onderduikmoeder’ in Limburg.

GETUIGENVERHALEN.NL

 

Realisatie project:

LGOG Maastricht ©; (2009)

 

Tijdsbestek: 1943-1945
Locatie: Nederland
Aantal interviews: 8

 

Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog

DANS: https://doi.org/10.17026/dans-xq5-67fm

 

De interviews zijn te zien via:

 

Gedurende de oorlogsjaren 1943-1944 werden ongeveer 123 Joodse kinderen Amsterdam uitgesmokkeld en ondergebracht bij gezinnen in Noord-Limburg. Over de wijze waarop deze kinderen hun onderduiktijd hebben beleefd, is al veel bekend. Ook is er onderzoek verricht naar de reacties van de kinderen uit de Limburgse gastgezinnen op het verblijf in hun midden van de jonge onderduikers. Ter ondersteuning en aanvulling van dit onderzoek zijn in dit interviewproject gesprekken  gevoerd met personen die destijds als kind een Amsterdams ‘broertje of zusje’ hebben gekregen. Op indringende wijze laten de vraaggesprekken hoe zij de komst van de vreemde kinderen in het gezin hebben ervaren. Inzichtelijk wordt hoe het voor hen is geweest om hun ouders plotseling te moeten delen met jonge Joodse onderduikers, die in hun gezin als huisgenoot werden opgenomen.    

 

De Joodse kinderen – meestal afkomstig uit de crèche tegenover de Hollandsche Schouwburg – werden door een Amsterdamse studentenverzetsgroep onder leiding van Piet Meerburg de hoofdstad uitgesmokkeld. In Noord-Limburg was de onderduikorganisatie voor de kinderen in handen van  Hanna van de Voort, een vroedvrouw uit Tienray. Zij kreeg bij haar verzetswerk hulp van de jonge Nijmeegse student Nico Dohmen, die in Tienray was ondergedoken omdat hij de loyaliteitsverklaring niet had ondertekend.

Ooggetuigen van het Scholtenhuis

GETUIGENVERHALEN.NL

 

Realisatie project:

OVCG

 

Tijdsbestek: 1943-1945
Locatie: Groningen
Aantal interviews: 10

 

Thematische collectie: Erfgoed van de Oorlog

DANS: https://doi.org/10.17026/dans-x2v-7gwh

 

Website:

scholtenhuis.nl

 

 

 

 

Voor veel inwoners van de stad Groningen was het Scholtenhuis tijdens de oorlog een berucht gebouw. Het pand aan de oostkant van de Grote Markt deed dienst als hoofdkwartier van de Sicherheitsdienst, de Duitse inlichtingendienst. Hier zetelde ook Hermann Conring, de vertegenwoordiger van rijkscommissaris Seyss-Inquart in Noord-Nederland. Daarnaast was het gebouw een gevangenis, waar talloze (verzets)mensen werden verhoord, gemarteld en weggevoerd om te worden vermoord.

 

Op 15 april 1945, een dag voor de bevrijding van Groningen, brandde het Scholtenhuis tot de grond toe af.

Tien mensen die met het Scholtenhuis te maken kregen, bijvoorbeeld als gevangene, familielid van een gevangene, leverancier of typiste, hebben hun verhaal verteld. Vanuit verschillende perspectieven werpen hun getuigenissen nieuw licht op het functioneren van het gebouw.

Het Scholtenhuis direct na de bevrijding. (Foto: Haijer en Mees / Groninger Archieven)