De titel van water van goud (2010) is afgeleid van het Javaanse gedicht ‘Tirta Kencana’ dat gedeclameerd wordt bij een graf van een Indonesische oudstrijder waar we filmden. Een declamatie om een jonge generatie Indonesiërs er aan te herinneren dat de onafhankelijkheid van Indonesië met moed is bevochten en niet cadeau is gegeven door Nederland. Een oproep tot strijdbaarheid omdat de dode strijders vanuit de hemel neerzien op onze handelingen en tekortkomingen. Een gedicht dat Nederland er aan mag herinneren dat daar ook ongeveer 4000 Nederlandse strijders liggen begraven. Een zwarte bladzijde van Nederlands nationale geschiedenis die letterlijk in de Javaanse bodem lijkt te zijn opgeborgen. Een verzameling korte portretten, meanderend tussen heden en verleden en tussen twee naties die nog verder weg van elkaar kwamen te liggen dan ze al lagen. De dingen ook die mensen niet kunnen vergeten om ze nog één keer met ons te willen delen.
Mensen die ooit tegenover elkaar stonden, blikken in deze documentaire terug. Zoals mevrouw Spoor die nog altijd haar man in Nederland wil begraven. Of mevrouw Mulyati die vertelt hoe zij haar verdriet om gesneuvelde familieleden moest verbergen om zich niet te verraden bij Nederlandse militairen. De heer Keller die zich als oud-knil-officier afvraagt of hij destijds niet op het verkeerde paard heeft gewed. En de heer Wisnuadji die, jong en overmoedig, al in het begin van de revolutie zijn arm verloor en niet meer kon meestrijden.
De interviews gaan in op gebeurtenissen en ervaringen in de jaren 1920 – 2010 met een focus op 1945 – 1949. Er wordt voornamelijk over Nederland en Indonesië gesproken. Thema’s zijn o.a. Indonesische revolutie, reflecties.