De omstandigheden om te bevallen zijn de voorbije eeuw in snel tempo veranderd. Het Stadsarchief blikt terug op de evolutie van zwangerschappen, geboortes en de kraamtijd doorheen de tijd. De tentoonstelling neemt je mee naar het oude Ieperse moederhuis in de Lange Torhoutstraat waar duizenden baby’s uit Ieper en omstreken werden geboren.
Aan de hand van foto’s, voorwerpen en archiefdocumenten uit de eigen archiefcollectie en privécollecties waan je je even terug in afdeling Bieke, Bartje of Roosje. Verhalen van moeders en vroedvrouwen en een unieke verzameling aan medische instrumenten brengen de geschiedenis helemaal tot leven.
Zo heeft het Ieperse Stadsarchief haar collectie aangevuld met een pak nieuw materiaal in de vorm van levensverhalen en getuigenissen. Het archiefteam nam interviews af en met geluidsbestanden en video’s verzamelden ze een auditief en visueel verslag voor toekomstige generaties. Deze werkwijze was bovenal hartverwarmend. De samenwerking met zoveel enthousiaste mensen maakt deze tentoonstelling een project van velen. Bij deze expo hoort een uitgebreide catalogus. Daarin worden de afzonderlijke thema’s zoals ‘verloskunde in Ieper’, ‘de historiek van het moederhuis’ of ‘van verlostafel tot kraambed’ uitgediept en breed geïllustreerd met archiefstukken, tientallen foto’s en persoonlijke documenten.
In totaal gaat het om getuigenissen van een 25-tal mensen over bevallen in de Westhoek.
De interviews waren in gemonteerde vorm hoorbaar op de tentoonstelling ‘In de Wieg Gelegd- bevallen door de eeuwen heen’ die liep in CC Het Perron in november/december 2021.
De Traanjagers – Herinneringen van naoorlogse walvisvaarders
Anne-Goaitske Breteler
Amsterdam University Press, 2018
EAN: 9789462983816
De walvisvaarders van toen bekeken vanuit het perspectief van de tijd van toen. Het zijn allemaal mannen van in de tachtig, bijvoorbeeld Durk van der Veen die de illustere bijnaam Durk Wytfisk had.
‘Oral history’ aangevuld met het nodige archiefwerk. En dat leverde het inzicht op dat er in de Dongeradelen en op de Waddeneilanden relatief grote belangstelling was om aan te monsteren voor de walvisvaart in de periode 1946-1964.
Anne-Goaitske Breteler bezocht een handvol nog levende walvisvaarders thuis, en beschrijft de herinneringen die zij op hoge leeftijd nog hebben. Deze verhalen zijn gebundeld in het boek De traanjagers.
De resten van de walvis werden op het vleesdek tot kleine hompen vlees verwerkt. (Afbeeldingen: boek / AUP)
Elke stad heeft wel een reden om in de geschiedenisboeken te staan, en Lokeren verdient een hoofdstuk in de geschiedenis van de industrie. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was Lokeren hét centrum van de haarsnijderijnijverheid, een voorbereidende industrie die konijnen- en hazenvellen prepareerde tot vilthaar voor de hoedenfabricage over de hele wereld. Vanaf de jaren 1960 begon de industrie om allerlei redenen te tanen, en vandaag is ze zo goed als uitgestorven.
Omdat de haarsnijderij uniek én belangrijk was voor Lokeren, is het evident en noodzakelijk dat er in het Stedelijk Museum een duidelijke klemtoon op wordt gelegd. De nakende verbouwing en herinrichting van het museum bieden bovendien de kans om de huidige, relatief kleine haarsnijderijafdeling om te bouwen tot een centraal thema binnen de vaste opstelling.
Over de haarsnijderijnijverheid bestaan geschreven bronnen, maar des te sprekender zijn de tastbare en immateriële ‘overblijfselen’: de sites, het materiaal, en vooral de verhalen van de ex-werknemers. Zij zijn als experts het best geplaatst om de industrie in al haar facetten uit de doeken te doen. De interviews met mensen die in de haarsnijderijindustrie hebben gewerkt of er nauw bij betrokken waren, zullen gebruikt worden als informatiebron én als presentatie-element.
De interviews zullen beluisterd kunnen worden binnen de permanente tentoonstelling en op een aparte informatie-dvd. Er wordt ook een documentaire gemaakt, die gefilmde interviews met een achttal respondenten en een sitebezoek met een van de voormalige werknemers bevat. Verder blijven de interviews in het Stadsarchief bewaard als bronnenmateriaal voor andere onderzoeken, want de mensen in kwestie vertellen vaak veel meer verhalen dan dat van de haarsnijderij alleen.
Zowel voor de mensen met een verleden in de haarsnijderij als voor mezelf is dit project bijzonder. Naast hun persoonlijke relaas, veel technische uitleg en namen van andere getuigen, schonk een aantal mensen een persoonlijk aandenken- hun eigen mes of schaar, een vel van hun allerlaatste lading – aan het museum. Ze zijn blij dat het museum ‘hun erfgoed’ behartigt, en wij zijn blij dat we er zorg voor mogen dragen.
Leen Heyvaert,
adjunct-conservator
Stedelijk Museum Lokeren
Uitgebeend! Vlaamse beenhouwers in Brussel na W.O. II
Philippe Braem en Mariet Calsius (red.)
AMVR, 2005
Bij het onderzoek naar het beenhouwersambacht in Brussel heeft het Archief en Museum van het Vlaams Leven via de onderzoeksmethode van de mondelinge geschiedenis, in drie fasen gewerkt.
Tijdens de voorbereidende fase maakte een onderzoeker zich niet alleen de wereld van de beenhouwers stiel eigen, maar hij stelde ook vragenlijsten op en zocht naar respondenten. Het onder de knie krijgen van de specifieke terminologie, het consulteren van literatuur, het bezoeken van beenhouwersateliers, slachthuizen en musea met uitgebreide beenhouwerscollecties vormden de eerste stappen naar een inleving in deze aparte wereld.
Kennis en interesse van de interviewer voor het beenhouwers leven in Brussel werden groter. Later bleek dit een essentiële voorwaarde voor het vertrouwen tussen interviewer en respondent te zijn.
De tweede fase, het zoeken naar respondenten, vroeg een grotere inspanning. Beenhouwers op rust verhuizen immers vaak, soms binnen Brussel, maar vooral weg van Brussel terug naar hun geboortestreek. Een eerste aanknopingspunt in de samenstelling van een goede respondentenlijst, was een lijstje van enkele actieve beenhouwers met namen en adressen van ex-collega’s. Een ander aanknopingspunt waren de ledenlijst van de Brusselse Confederatie van Beenhouwers en de ledenlijst van de Belgische Landsbond van Beenhouwers en Spekslagers (wat Brussel betrof).
Oproepen via het AMVB-ledenblad en in lokale kranten, leverden behoorlijk wat reacties op.
Voor de representativiteit hield het project rekening met de geografische afbakening van het Brussels hoofdstedelijk gewest en met de categorieën in de beenhouwerijstiel (spekslagerijen, beenhouwerijen, paardenbeenhouwerijen, triperieën, gevogelteverkopers). Speciaal voor Brussel werd het verschil tussen de inwijkelingen en de autochtonen meegenomen.
Uit de lijst van mogelijke respondenten heeft het AMVB een selectie gemaakt. Uiteindelijk werden 46 middenstanders (bakkers, kruideniers en 33 beenhouwers) geïnterviewd. Bij de uitnodiging zaten een informatiefiche en de vraag naar een mogelijk bedrijfsarchief. Het AMVB plande de interviews altijd bij de informant thuis.
Foto’s (bijvoorbeeld van familie, interieurs en vitrines), samen bepaalde gebeurtenissen ophalen, inspelen op de beroepstrots of confronteren met feiten, waren technieken die het geheugen van de respondenten prikkelden. Op basis van de vragenlijst werd het unieke biografische verhaal van elke getuige vastgelegd.
De uitvoerende of derde fase bestond uit twee delen. De archivalische ontsluiting door de interviews te transcriberen, te coderen en ter beschikking te stellen via het geluidsarchieven overzicht enerzijds.
De publieksgerichte ontsluiting anderzijds. Een studiedag over mondelinge geschiedenis communiceerde naar de archievensector, terwijl het grote publiek kennismaakte met deze vorm van geschiedenis in de tentoonstelling Uitgebeend!
VRT
uitzenddatum: 17 april 1984
“Mondelinge geschiedenis van de Vlaamse Vissers” (17/4/1984).
Hoe waren de werkvoorwaarden rond de eeuwwisseling in België (en elders)? De weemoed en de trots die telkens weer in de verhalen opklinkt, treft en ontroert altijd opnieuw. Niet alleen in de visserij maar ook in vele andere takken van de nijverheid moest er toen hard gezwoegd worden, verdiende men zijn weinige geld letterlijk in het zweet zijns aanschijns.
Geen wonder dan ook dat de meeste bewuste arbeiders uit die tijd zich gingen inzetten voor een verbetering van hun bestaansvoorwaarden, dat het socialisme voor hen zoveel betekende en gezien werd als een uitkomst, een verlossing van de zorgen. Dankzij de strijd van vele dapperen uit die periode is er in de loop van de jaren heel wat veranderd en verbeterd, zijn de werkvoorwaarden menselijker geworden.
De reeks bevat unieke tijdsdocumenten die later nog aan waarde zullen winnen.
Zie eventueel ook Schippers van Weleer van Erik Pertz, uitgezonden op de VRT 26-01-1982
Videodocumentaire Het vergeten monument, december 1985
Sporen van staal – Demka, het verhaal van de arbeiders
Jos Bours e.a.
Uitgeverij Van Himbergen, Utrecht 1987
ISBN: 9789071073021
Het is een zeldzaamheid geworden: de stoere arbeiders die onlosmakelijk verbonden zijn met hun werkplek. In het boek “Sporen van Staal” krijgen ze ongecensureerd het woord. Deze oral history, samengesteld door de medewerkers van de Utrechtse buurttheatergroep Stut, werpt een licht op de ervaringen van de werknemers van de voormalige staalfabriek Demka in Utrecht. Het verhaal dat wordt verteld, gaat verder dan alleen de ontberingen; het schildert ook het diepe gevoel van toewijding dat deze werknemers voor hun bedrijf koesterden.
Van wat ooit het “levende kerkhof” was, zoals de voormalige werknemers liefdevol hun bedrijf noemden, blijft niet veel meer over dan overwoekerde funderingen en een straat die eindigt bij de desolate leegte. Alleen de straatnamen in het industrieterrein Lage Weide, ooit het epicentrum van de Utrechtse ijzer- en staalindustrie, dragen nog de geur van vervlogen tijden. Bij de sluiting van een van de laatste staalbedrijven in Utrecht belandden de arbeiders op de schroothoop van de arbeidsmarkt, uitgeput en aan de kant gezet.
De juffrouw van de telefoon
Dr. G. Hogesteeger en drs. R.A. Korving
Waanders, 1993
Telefoneren was tot in de jaren vijftig niet mogelijk zonder tussenkomst van de centrale en de functie van telefoniste was, inderdaad, een damesvak. ‘Een zéér zenuwspannende arbeid”, aldus een beroepskeuzeboekje uit het begin van twintigste eeuw, maar niet echt moeilijk, en – in tegenstelling tot de meeste administratieve beroepen – vrij van financiële verantwoordelijkheid. Echt iets voor vrouwen dus, die zich bovendien niet behoefden te bekommeren om het gebrek aan uitzicht op promotie-mogelijkheden. Wie trouwde, moest immers weg; voor getrouwde vrouwen had de ambtenarij geen ruimte. In sommige telefoondistricten kregen vrouwen, zodra ze een vriend hadden, al niet eens meer toestemming om de opleiding telefoniste eerste klas te volgen.
Daar stond tegenover dat er redelijk goed werd betaald en dat er ook een pensioen aan vastzat. ‘Eind jaren twintig kon één van de geïnterviewden in Friesland als gediplomeerd onderwijzeres 20 gulden per maand verdienen, terwijl zij als telefoniste ruim vier maal zoveel ontving: bijna 88 gulden!”
De rijk geïllustreerde bundel De juffrouw van de telefoon, ter begeleiding van een gelijknamige tentoonstelling in het Nederlands PTT Museum in Den Haag (t/m 13 maart 1994). Het relaas wordt vooraf gegaan door een wetenschappelijke verhandeling over de geloofwaardigheid van oral history, waarna de geïnterviewde ex-telefonistes de ruimte krijgen om de papieren geschiedenis aan te vullen met herinneringen uit de praktijk.
Dit oral history project creëert een nieuw archief van ervaringen en herinneringen van wijkverpleegkundigen door reflecties op objecten uit de bestaande erfgoedcollectie van het Florence Nightingale Instituut. Het project realiseert een aanvulling op de geschiedenis en erfgoed van (wijk)verpleegkunde en biedt nieuwe inzichten in de wijze waarop momenteel wijkverpleegkundigen in de samenleving een plaats krijgen.
Lees het artikel op de website van de V&VN (venvn.nl)
Regisseur Jeroen Willems interviewde Heerlense mijnwerkersvrouwen en een deel van die verhalen heeft hij samen met Paul Slangen bewerkt tot een toneelvoorstelling. Hij wilde hun ervaringen en emoties naar boven halen over het werken van hun mannen ondergronds, wat de sluiting van de mijnen en de daarop volgende werkloosheid voor hen betekende.
In 1938 werd een bijna 138 meter hoge schoorsteen gebouwd op het terrein van de Oranje-Nassaumijn. Geinspireerd door de enorme lengte van de schoorsteen, bijna 138 meter hoog, werd deze al snel “Lange Jan” genoemd. In 1953 werd een tweede, nog langere schoorsteen (155 meter) gebouwd en deze werd de Lange Lies genoemd. Beide schoorstenen waren op zich niet bijzonder van architectonische waarde, maar ze hebben beide lang de skyline van Heerlen gedomineerd.
Foto: Ben van Duin
Status: Lopend
Projectleider: dr. S. Stigter
Instelling: Universiteit van Amsterdam
Tijdsduur: 1 augustus 2023 tot 31 oktober 2024
Onderzoeksprogramma: XS
Dossiernummer: 406.XS.01.148
Per 1 augustus start het onderzoeksproject Smart Care: Artist Intent and Artist Interviews van Sanneke Stigter. Het project, dat gehonoreerd werd in de Open Competitie SGW – XS van NWO, richt zich op de vraag of kunstmatige intelligentie de stem van de kunstenaar kan overnemen in conserveringsonderzoek.
De Open Competitie SGW – XS geeft onderzoekers met een veelbelovend idee of een vernieuwend en risicovol initiatief de kans financiering aan te vragen voor hun onderzoek. De voorgestelde projecten moeten grensverleggend zijn en een bijdrage leveren aan bestaande en nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Het gehonoreerde project:
Smart Care: Artist Intent and Artist Interviews
Het interviewen van kunstenaars, curatoren en andere belanghebbenden is essentieel in conserveringsonderzoek om onconventionele hedendaagse kunstwerken te begrijpen. Kunstenaarsintentie is echter niet eenduidig en kan in de loop der tijd evolueren en vorm krijgen of veranderen in de dialoog met kunstenaars. Wat als de kunstenaar er niet meer is, kan kunstmatige intelligentie deze stem dan overnemen? Dit project onderzoekt deze wilde vraag om de besluitvorming rond herinstallatie en restauratie van complexe kunstwerken te ondersteunen; een baanbrekende aanpak die voorziet in smart care voor een duurzame toekomst van complexe kunstwerken.