Martin van der Linden en Albert Bartelds, historicus en fotograaf bij de IJsselacademie/HCO, leggen de oral history van de IJsseldelta vast. De hooiverhalen van (ex-)agrariërs zijn opgetekend en in beeld gebracht.
De Werkgroep Hooidelta, die een hooibergmuseum wil vestigen nabij Hasselt, hield 11 oktober 2018 een informatiemarkt in de Veldschuur in Rouveen.
Historici onderzochten de hooigeschiedenis van de IJsseldelta. De informatie die zij verzamelden vraagt om presentatie ervan. Ook roept de werkgroep de inwoners en (ex-) agrariërs op hun kennis en verhalen over ‘hooi, hooien en hooiers’ te delen.
We hadden geen keus – interviews met landarbeidsters uit het Oldambt, 1920-1940
Amarens Hibma, Wiebe Hoekstra, Tilly Uil
Uitgever: Wolters-Noordhoff, 1987
ISBN: 9789062430703
Op het (Noord)-Nederlandse platteland werkten landarbeidsters vanaf het eind van de 19e eeuw en de eerste helft van de 20e eeuw in het Oldambt, dat sinds het eind van de middeleeuwen stukje bij beetje aan de Dollard ontworstelde Oost-Groningse kleigebied.
De Oldambtster boeren waren welvarend. Ten eerste omdat ze door het recht van opstrek voortdurend nieuwe ingepolderde kwelders verwierven. Ten tweede omdat de akkerbouw die hier na 1770 de veeteelt had verdreven een winstgevende activiteit bleek In het midden van de vorige eeuw werden de Oldambtster akkerbouwers herenboeren. Hun personeel bleef echter van de welvaart verstoken. De afstand tussen boer en knecht werd versterkt door het feit dat het personeel werd weggestopt in het achterhuis dan wel buiten het erf woonde. Er ontstond een akkerbouwproletariaat dat zijn benarde de situatie met behulp van grote stakingen in 1901, 1906, 1919 en 1929 probeerde te verbeteren.
De sociale geschiedenis van het Oldambt is alom bekend maar de specifieke bijna feodaal-afhankelijke rol van de vrouw daarin bleef lang onderbelicht. Het boekje “We hadden geen keus” haalt die Oldambtster arbeidster voor het voetlicht. De samenstellers interviewden 56 hoogbejaarde arbeidsters.
Auteurs: Adriaan Haartsen en Paul Burm
– Eindrapport van het project Oral History
– Manuscript voor het boek ‘Boerenland als natuur’
Tevens opgenomen: tips voor interviews
De modernisering van de landbouw heeft geleid tot een vermindering van de diversiteit van het Nederlandse landschap. Aan die ‘vervlakking’ van ons landschap is nog steeds geen einde gekomen, zoals de Natuurverkenningen van de afgelopen jaren duidelijk maken. Wel is er de afgelopen decennia meer aandacht gekomen voor de kenmerkende onderdelen van het landschap. Bij de planvorming over de inrichting van het landschap van de toekomst wordt nadrukkelijk de geschiedenis betrokken. Wat zijn de belangrijkste ontwikkelingen ineen regio geweest en op welke manier kwam dit in het landschap tot uiting?
Kleine landschapselementen zijn hierbij van groot belang, omdat zij in het bijzonder bijdragen tot de eigenheid van een steek. Over deze kleine landschapselementen gaat dit boek. Over houtwallen, eendenkooien, elzensingels. Over boerenerven. Er wordt beschreven waarvoor ze dienden, welke producten men eruit haalde. En hoe ze werden onderhouden. Want dat verschilde ook nogal eens: een houtwal in Twente werd anders onderhouden dan een houtwal in de Friese Wouden.
Een belangrijk onderdeel van het project zijn gesprekken met deskundigen. En hiermee worden geen geleerden bedoeld, maar mensen die vroeger actief zijn geweest bij het hakken van grienden of het snijden van riet. Mensen die zich nog net het agrarisch bedrijf van voor de oorlog kunnen herinneren, van voor de grote veranderingen. Hun verhalen zijn belangrijk voor de mensen die nú bezig zijn met het landschapsbeheer. In de eerste plaats omdat we daardoor meer inzicht krijgen in het onderhoud van de verschillende onderdelen van het landschap in het verleden. In de tweede plaats, en dit is misschien nog wel belangrijker, omdat er van deze werkzaamheden zo weinig is opgeschreven. Daar kijken we nu misschien een beetje raar van op, maar het is nu eenmaal zo dat de meest alledaagse werkzaamheden niet uitgebreid worden beschreven. We kennen geen uitgebreide handleiding over het doen van de afwas of het vegen van de stoep. Op dezelfde manier is er vroeger ook nooit veel geschreven over het onderhoud van een elzensingel: dat wisten de boeren in de betreffende gebieden heel goed, dat werd al generaties op dezelfde manier gedaan, en niemand nam de moeite om dit alledaagse werk uitgebreid te gaan beschrijven. Het gevolg is dat we nu eigenlijk maar weinig afweten van het beheer en onderhoud van dergelijke landschapselementen: wanneer werd er in de eendenkooi gewerkt, hoe werden de stekelige meidoornhagen geknipt, welke gereedschappen gebruikte men in de grienden?
De verhalen in dit boek, van mensen die het werk nog echt hebben meegemaakt, geven hier een antwoord op.
Eendenkooien – Interview Herman ten Klooster
Elzensingels – Interview Jan Boerema
Heidevelden en veenputjes – Interview Klaas Kiers
Houtwallen – Interview Johan Klaassen
Eikenhakhout – Interview Bart Elshof
Houtkaden – Interview Maarten van der Wind
Boerenerven – Interview Piet Kelder
Rietlandjes – Interview Sophie Kea
Grienden – Interview Aart Horden
Meidoornheggen – Interview Adriaan Harthoorn
Populierenbosjes – Interview Rien van de Laar
Hoogstamboomgaarden – Interview Toine Jacobs
Bijdrage tot de historische ecologie van de Limburgse Kempen (1910-1950) : tweehonderd gesprekken samengevat
Uitgever: Stichting Natuurpublicaties Limburg
ISBN: 9789074508087
In de Belgisch-Limburgse Kempen heeft Joël Burny aan oudere bewoners gevraagd naar de manier waarop zij in de eerste helft van de twintigste eeuw omgingen met hun landschap. Zijn onderzoek laat zien dat traditionele inzichten vaak niet kloppen voor dit specifieke gebied. De nieuwe inzichten moeten meer houvast bieden bij het bepalen van de huidige beheersvorm, die veel meer gestoeld zou moeten zijn op historisch correcte referenties.
Het boek is een samenvatting van een grote reeks gesprekken die met 96 oudere inwoners in de Belgisch-Limburgse Kempen zijn gevoerd. Deze gesprekken gingen over het traditionele gebruik van heiden en beekdalgraslanden, waardoor er een beeld is ontstaan van het functioneren van het landschap in het begin van de 20e eeuw. Dit is de periode vóór de mechanisatie van de landbouw en vóór het grootschalige gebruik van stikstofrijke mest.
Uit de gesprekken zijn details over het historische gebruik van het landschap bekend geworden die anders verloren gegaan zouden zijn. Het gaat om werkzaamheden van boeren in de eerste helft van de 20e eeuw met betrekking tot waterlopen, beekdalgraslanden, vloeiweiden, droge en vochtige heiden en visvijvers.
De Oerpolder, het boerenleven achter de dijken
Hylke Speerstra
Olympus, 2006
ISBN: 9789025429775
Speerstra’s grote project, waarmee hij in 2002 begon, was het beschrijven van het negentiende-eeuwse leven in It Heidenskip, een kleine dorpsgemeenschap ten zuidoosten van het Friese stadje Workum. Hiervoor hield hij vraaggesprekken met meer dan tweehonderd bewoners, oud-bewoners en andere betrokkenen en bestudeerde hij onder meer (familie)archieven en oude dagboeken. De ontbrekende feiten vulde hij aan met fictie. Het resultaat was De oerpolder, dat onder grote belangstelling op 8 juni 2006 werd gepresenteerd in de Hervormde Kerk van It Heidenskip.
In dit boek schetst Speerstra het harde plattelandsbestaan van die tijd, waarin de vaak armoedige boerenarbeiders en hun kinderen bijna volledig afhankelijk waren van hun boeren, die zelf weer de grillen moesten ondergaan van de landeigenaren van wie ze hun boerderij pachtten – terwijl allen konden worden getroffen door bijvoorbeeld watersnoden, cholera en veeziekten. De oerpolder werd in 2007 in een Nederlandse vertaling met dezelfde titel op de markt gebracht.
Over zijn motieven om De oerpolder te schrijven en zijn werkwijze daarbij verklaarde Speerstra in het nawoord van het boek: “Het is een vorm om een werkelijkheid gestalte te geven die zo dicht mogelijk bij dé werkelijkheid ligt. Tegelijk is het een zoektocht naar het boerenkind dat ik zelf was en blijf. Het is het eigenaardige verlangen naar de plaats waar mijn voorouders opgroeiden, trachtten te overleven en een bestaan hoopten te vinden; het is de hang naar een levenssfeer die ik liefhad, soms vreesde, die me soms bedrukte, die ik uiteindelijk verlaten zou. Omdat de taaie grond blijkbaar te veel vroeg en te weinig teruggaf. En omdat een andere wereld en toekomst mij trokken.”
Mondelinge getuigenissen vastgelegd over de Vette Veemarkt van Zomergem.
Interviews Gaby De Zutter
Vette Veemarkt
Het boek is het achtste nummer binnen de reeks Erfgoed Leeft, die vanaf nu Erfgoed Meetjesland heet. Dit boek is het eerste in een nieuwe opmaak met meer kleur, meer foto’s en meer pagina’s. Inhoudelijk gaan we verder op het vertrouwde elan om kwaliteit te bieden in een eenvoudige en heldere stijl. Ook de aandacht voor mondelinge getuigenissen houden we in ere. Op deze manier krijgt iedere editie een persoonlijk karakter.
Welkom in de wereld van veejaarmarkten, met prachtige prijsbeesten, trotse boeren, grote volkstoelopen en strenge veeartsen. De Vette Veemarkt van Zomergem neemt in het Meetjesland een speciale plek in. Eenmaal per jaar staat deze gemeente op haar kop. Aan de hand van persoonlijke verhalen brengen we het relaas van deze springlevende traditie.
Kort, rap & zonder blad – Hoppepluk tussen 1880-1960
Auteur: Mathias Cheyns
Uitgeverij: De Klaproos, 2009
ISBN: 9789055081059
Dit project, dat liep van oktober 2008 tot juni 2009, was een initiatief van het Hopmuseum Poperinge. Vijftig voormalige hoppeplukkers en hopboeren uit de twee grote Vlaamse hopstreken, de regio Aalst-Asse en de ruime streek rond Poperinge, werden op een wetenschappelijke manier geïnterviewd. Meer dan veertig uur aan getuigenissen over een bijzonder stukje landbouwgeschiedenis werd vastgelegd en bewaard voor het nageslacht. De hoppepluk gebeurde tot begin jaren ’60 immers volledig met de hand. Duizenden Vlamingen waren de eerste weken van september in de hopvelden aan de slag, waardoor de pluk bij uitstek een sociaal gebeuren was.
De getuigenissen werden gebundeld, getoetst aan andere bronnen en verwerkt tot het boek ‘Kort, rap en zonder blad. De hoppepluk tussen 1880 en 1960’.
Op 4 februari 1997, precies een maand na de laatste Elfstedentocht en 5 dagen voor de carnaval werd varkenspest in Boekel vastgesteld op een bedrijf in Venhorst. Zoals er bij corona gesproken wordt over ‘patiënt-nul’, was dit bedrijf zogezegd ‘bedrijf-nul’. Naar later bleek waren er toen al veel meer besmettingen. En net als bij corona was de crisis groter en duurde de varkenspest veel langer dan iedereen in het begin dacht.
Samen met drie betrokkenen van destijds: de gemeentesecretaris, een dierenarts en een varkenshouder, kijken we terug op de gebeurtenissen, waarmee Boekel plots op de voorpagina’s van de landelijk dagbladen belandde. Ieder die er toen bij was, zal zijn eigen verhaal hebben. We hopen dat de drie persoonlijke verhalen in dit artikel aanleiding zullen zijn ook andere, nog niet vertelde verhalen te vertellen.
Aantal interviews: 67
Beschikbaarheid / Toegankelijkheid: onbekend
Haspengouw staat bekend als dé fruitstreek van België. De geschiedenis van deze streek is reeds uitvoerig bestudeerd. Maar de persoonlijke verhalen van wie werkt in de Haspengouwse fruitsector kwamen echter nog niet uitgebreid aan bod.
Het project ‘Fruitverhalen’, dat liep in 2008 en 2009, wilde daar met interviews verandering in brengen. De hoofdaandacht ging uit naar de persoonlijke geschiedenissen van de fruitkwekers. Hoe verliep het dagelijkse leven als fruitkweker? Hoe ervaarden zij de grote veranderingen die de fruitsector onderging? Wat was hun persoonlijke diepte- en hoogtepunt als teler? In tweede instantie kwamen ook de verhalen van andere actoren (fruitplukkers, mensen die op de veiling werken…) aan bod. De interviews werden ontsloten voor het publiek in het boek Sappig Verteld.
Aantal interviews: 20
Toegankelijkheid: onbekend
Handleiding voor mondelinge ‘geschiedenis van alledag’
Over de evolutie van de landbouw en het landelijke leven in de 20ste eeuw werd nog niet veel onderzoek verricht. De gemeente Heuvelland, CAG, erfgoedcel CO7 en de provincie West-Vlaanderen sloegen daarom in 2010 de handen in elkaar om deze lacune in te vullen.
In het kader van het project werden een 20-tal getuigenissen en verhalen van landbouwers op rust geregistreerd en verwerkt. De interessantste getuigenissen werden op video vastgelegd. De resultaten werden getoetst aan en aangevuld met diverse andere bronnen, waaronder de landbouwtellingen.
Op basis van het verzamelde materiaal werd een uitgebreid artikel geschreven, ‘Den boer op’. Ook werd er naar aanleiding van het project een handleiding uitegwerkt om interviews af te nemen en mondelinge geschiedenis op te tekenen.