Status: Lopend
Projectleider: dr. S. Stigter
Instelling: Universiteit van Amsterdam
Tijdsduur: 1 augustus 2023 tot 31 juli 2024
Onderzoeksprogramma: XS
Dossiernummer: 406.XS.01.148
Per 1 augustus start het onderzoeksproject Smart Care: Artist Intent and Artist Interviews van Sanneke Stigter. Het project, dat gehonoreerd werd in de Open Competitie SGW – XS van NWO, richt zich op de vraag of kunstmatige intelligentie de stem van de kunstenaar kan overnemen in conserveringsonderzoek.
De Open Competitie SGW – XS geeft onderzoekers met een veelbelovend idee of een vernieuwend en risicovol initiatief de kans financiering aan te vragen voor hun onderzoek. De voorgestelde projecten moeten grensverleggend zijn en een bijdrage leveren aan bestaande en nieuwe wetenschappelijke inzichten.
Het gehonoreerde project:
Smart Care: Artist Intent and Artist Interviews
Het interviewen van kunstenaars, curatoren en andere belanghebbenden is essentieel in conserveringsonderzoek om onconventionele hedendaagse kunstwerken te begrijpen. Kunstenaarsintentie is echter niet eenduidig en kan in de loop der tijd evolueren en vorm krijgen of veranderen in de dialoog met kunstenaars. Wat als de kunstenaar er niet meer is, kan kunstmatige intelligentie deze stem dan overnemen? Dit project onderzoekt deze wilde vraag om de besluitvorming rond herinstallatie en restauratie van complexe kunstwerken te ondersteunen; een baanbrekende aanpak die voorziet in smart care voor een duurzame toekomst van complexe kunstwerken.
Wendy Janssen . De vrouwelijke held. In Wim Willems & Jaap de Moor (red.), Het Einde van Indië: Indische Nederlanders tijdens de Japanse bezetting en de dekolonisatie.
Sdu Uitgeverij, 1995
Promotieonderzoek naar identificatieprocessen in een postkoloniale context; een onderzoek naar intergenerationele overdracht bij drie generaties vrouwen met een Indische achtergrond.
Wendy Janssen was promovendus bij het Belle van Zuylen Instituut voor Multiculturele Genderstudies waar Selma Leydessdorff directeur was. Ze wilde onderzoeken hoe narratieven binnen families worden doorgegeven, en hoe verschillende generaties kijken naar de ontvangst van hun familie in Nederland en de plek van de families in de maatschappij door de jaren heen. Vragen waren o.a.: Hoe word je gezien? Hoe zie je jezelf? En hoe ga je daar mee om?
De interviews gaan in op gebeurtenissen en ervaringen in de jaren 1920 – 1996.
Er wordt voornamelijk over Indonesië en Nederland gesproken. Thema’s zijn o.a. Tweede Wereldoorlog, Indonesische revolutie, aankomst en ontvangst in Nederland, identiteit, Nederlandse maatschappij, positionering, aanpassing.
Beheer: De collectie wordt beheerd door Wendy Janssen.
Behoud: De collectie staat op cassettebandjes. Om de interviews duurzaam te bewaren voor de toekomst is digitalisering en overdracht aan een e-depot gewenst.
Deelstudie 4: ‘Veteranen’
Momenteel in uitvoering door het Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
In deze studie worden verschillende generaties binnen veteranenfamilies gevraagd naar de herinneringen, verhalen en beelden van de Tweede Wereldoorlog die bij hen leven, en hoe zij zelf vrijheid en onvrijheid beleven. Onderzocht wordt hoe herinneringen aan het oorlogsverleden van de (groot)ouder (veteraan) doorwerken in volgende generaties en hoe de collectieve maatschappelijke bekendheid en omgang met een bepaald oorlogsverleden invloed heeft op de herinneringen van de verschillende generaties.
Met de deelstudie Veteranen draagt het Nederlands Veteraneninstituut bij aan het meerjarige onderzoek van het Nationaal Comité 4 en 5 mei, waarbinnen ook andere herinneringsgemeenschappen bevraagd worden.
Het onderzoeksproject ‘Oorlog en vrijheid in drie generaties’ loopt van 2021 tot 2025. Elk jaar worden er een of twee deelstudies uitgevoerd. In elke deelstudie staat een andere herinneringsgemeenschap centraal waarbinnen telkens vijf families worden geïnterviewd. De interviews beslaan drie verschillende generaties, naast de oorlogsgeneratie zelf wordt ook afzonderlijk met representanten uit de tweede en derde generatie gesproken.
Met deze studie wil het comité onderzoeken hoe herinneringen aan het oorlogsverleden van (groot)ouders doorwerkt in volgende generaties en hoe familieverhalen zich in de praktijk vormen.
Heeft de maatschappelijke bekendheid en collectieve omgang met een bepaald oorlogsverleden (bijvoorbeeld erkenning, ontkenning, verzwijgen of desinteresse) invloed op de herinneringen van de verschillende generaties en op de familieverhalen die worden doorgegeven? Beïnvloeden deze oorlogsherinneringen de opvattingen over of de beleving van vrijheid? En hoe positioneren de jongere generaties zich binnen dit herinneringslandschap?
Deelstudies
Deelstudie 1: ‘Arbeidsinzet’
Deelstudie 2: ‘Nederlands-Indië/Indonesië’
Momenteel in uitvoering
Deelstudie 3: ‘Roma en Sinti’
Momenteel in uitvoering
Deelstudie 5: ‘Joodse families’
Momenteel in voorbereiding
Deelstudie 1 – Arbeidsinzet
Naar schatting 500.000 tot 630.000 Nederlandse mannen werkten tijdens de Tweede Wereldoorlog verplicht in Duitsland. Tijdens deze Arbeitseinsatz werden burgers verplicht ingezet om de Duitse economie draaiende te houden, terwijl Duitse mannen in het leger dienden. Dwangarbeid is daarmee een deel van de geschiedenis waar veel Nederlandse families bij zijn betrokken. Toch is deze geschiedenis geen onderdeel van het Nederlandse, Europese, of mondiale collectieve geheugen. Daardoor is het aannemelijk dat het onderwerp niet leeft onder een breed publiek, maar wel binnen getroffen families.
Het is de vraag wat er onder die omstandigheden aan herinneringen binnen families voortleeft en wat de doorwerking is van de herinneringen tot in de derde generatie.
Het onderzoeksproject ‘Oorlog en vrijheid in drie generaties’ loopt van 2021 tot 2025. Elk jaar worden er een of twee deelstudies uitgevoerd. In elke deelstudie staat een andere herinneringsgemeenschap centraal waarbinnen telkens vijf families worden geïnterviewd. De interviews beslaan drie verschillende generaties, naast de oorlogsgeneratie zelf wordt ook afzonderlijk met representanten uit de tweede en derde generatie gesproken.
Met deze studie wil het comité onderzoeken hoe herinneringen aan het oorlogsverleden van (groot)ouders doorwerkt in volgende generaties en hoe familieverhalen zich in de praktijk vormen.
Heeft de maatschappelijke bekendheid en collectieve omgang met een bepaald oorlogsverleden (bijvoorbeeld erkenning, ontkenning, verzwijgen of desinteresse) invloed op de herinneringen van de verschillende generaties en op de familieverhalen die worden doorgegeven? Beïnvloeden deze oorlogsherinneringen de opvattingen over of de beleving van vrijheid? En hoe positioneren de jongere generaties zich binnen dit herinneringslandschap?
Aankomende deelstudies
Deelstudie 2: ‘Nederlands-Indië/Indonesië’
Momenteel in uitvoering
Deelstudie 3: ‘Roma en Sinti’
Momenteel in uitvoering
Deelstudie 4: ‘Veteranen’
Momenteel in uitvoering door het Nederlands Veteraneninstituut (NLVi)
Deelstudie 5: ‘Joodse families’
Momenteel in voorbereiding
De laatste jaren hebben archeologen aangetoond dat ze kunnen helpen om dominante erfgoedverhalen te deconstrueren en nieuwe verhalen te ontwikkelen die genuanceerder zijn en gevoeliger voor zowel vroegere als huidige belanghebbenden en subalterne gemeenschappen. In deze studie werd materiële cultuur van opgegraven tot slaaf gemaakte dorpen, menselijke resten van opgegraven tot slaaf gemaakte begraafplaatsen en mondelinge geschiedenissen uit interviews met deelnemers gebruikt om alternatieve verhalen te construeren over de levenswijze van tot slaaf gemaakte mensen op de Nederlands-Caribische eilanden Curaçao, Sint-Eustatius en Sint-Maarten/St Maarten. Het gebruik van kwalitatieve gegevens in een thematische analyse vergemakkelijkte een genuanceerd begrip van veel aspecten van het leven van tot slaaf gemaakten en maakte vergelijkingen mogelijk tussen de eilanden en tussen de verschillende datasets, evenals tussen het studiegebied en andere regio’s van het Caribisch gebied en Amerika in bredere zin. Op elk eiland bood het onderzoek een perspectief dat ontbrak in de bestaande literatuur: op Sint Maarten/St Maarten toonde het bewijsmateriaal aan dat de tot slaaf gemaakte mensen hier zeer complexe spirituele, culturele en gemeenschappelijke levenswijzen hadden die nauw verbonden waren met het eilandlandschap; op Sint Eustatius toonde het bewijsmateriaal aan dat de tot slaaf gemaakte mensen hoge niveaus van stress ervoeren ondanks perioden van economische en materiële rijkdom; en op Curaçao toonde het bewijsmateriaal aan dat de sociale structuren van de Atlantische slavernij tot ver in de 20e eeuw bleven bestaan. Over het geheel genomen laat het onderzoek zien dat verhalen die slavernij in de Nederlandse Cariben als ‘mild’ beschrijven veel van de fysieke en psychologische aspecten van slavernij, waarvoor ruimschoots bewijs bestaat, hebben verwaarloosd. Het nieuwe verhaal dat hier wordt gepresenteerd is daarom belangrijk voor ons begrip van de Nederlands-Caribische erfenis en structuren van moderne slavernij, de ontwikkeling van eilandidentiteiten en positieve sociale en politieke verandering.
Zusters van Liefde van Onze Lieve Vrouw, Moeder van Barmhartigheid 1960/2000
A. van der Veen, D. Verhoeven
Uitgeverij Verloren b.v., 2005
ISBN: 9789065508683
Kloosterzusters in de woelige jaren zestig en daarna, dat was het onderwerp van dit historisch onderzoek. Op basis van archiefmateriaal, maar vooral ook op grond van veel gesprekken met zusters, werd gezocht naar wezenlijke veranderingen én naar constanten in een ruim anderhalve eeuw oude congregatie.
Een golf van vernieuwing rolde in de jaren zestig door de westerse samenleving, inclusief de katholieke kerken en kloosters. In het leven van kloosterlingen veranderde zo ongeveer alles: hun werk, hun leefwijze, hun uiterlijk en de omgang met elkaar en anderen. Velen traden uit, anderen ontwikkelden binnen het kloosterleven een nieuwe manier van religieus zijn. Dit boek laat zien hoe dit veranderingsproces zich voltrok bij de ‘Zusters van Tilburg’, zoals zij in de volksmond bekend staan. Zij vormen de grootste Nederlandse zustercongregatie met vestigingen in meer dan tien landen, verspreid over vier continenten. Op basis van archiefonderzoek en vele interviews is een geschakeerd beeld ontstaan: van vreugde over nieuwe kansen, van pijn om het verlies van tradities, van onzekerheid over de nieuwe koers, maar bovenal van de worsteling om als groep een eenheid te blijven terwijl de leden toch verschillend mogen zijn.
Bijdrage tot de historische ecologie van de Limburgse Kempen (1910-1950) : tweehonderd gesprekken samengevat
Uitgever: Stichting Natuurpublicaties Limburg
ISBN: 9789074508087
In de Belgisch-Limburgse Kempen heeft Joël Burny aan oudere bewoners gevraagd naar de manier waarop zij in de eerste helft van de twintigste eeuw omgingen met hun landschap. Zijn onderzoek laat zien dat traditionele inzichten vaak niet kloppen voor dit specifieke gebied. De nieuwe inzichten moeten meer houvast bieden bij het bepalen van de huidige beheersvorm, die veel meer gestoeld zou moeten zijn op historisch correcte referenties.
Het boek is een samenvatting van een grote reeks gesprekken die met 96 oudere inwoners in de Belgisch-Limburgse Kempen zijn gevoerd. Deze gesprekken gingen over het traditionele gebruik van heiden en beekdalgraslanden, waardoor er een beeld is ontstaan van het functioneren van het landschap in het begin van de 20e eeuw. Dit is de periode vóór de mechanisatie van de landbouw en vóór het grootschalige gebruik van stikstofrijke mest.
Uit de gesprekken zijn details over het historische gebruik van het landschap bekend geworden die anders verloren gegaan zouden zijn. Het gaat om werkzaamheden van boeren in de eerste helft van de 20e eeuw met betrekking tot waterlopen, beekdalgraslanden, vloeiweiden, droge en vochtige heiden en visvijvers.
Voor een oral history project met MA studenten aan de EUR is Iwona Gusc op zoek naar kinderen van de Poolse bevrijders.
Zij zoeken vrijwilligers die het verhaal van opgroeien in naoorlogs Nederland met ze willen delen. Hoe was het om kind van een Poolse soldaat te zijn?
De interviews worden in de loop van (eind) september en oktober ingepland.
Stuur een mail naar: gusc(at)eshcc.eur.nl
De start van het onderzoek naar de geschiedenis van de jeugdzorg, ligt in het jubileumboek over het Kinderdorp Neerbosch. Voor dat project maakte Anton van Renssen acht oral-history-interviews op video met oud-bewoners van het Kinderdorp.
Het wezendorp Neerbosch
De protestants-christelijke weesinrichting Neerbosch en haar stichter Johannes van ‘t Lindenhout (1863-1903)
Anton van Renssen
ISBN: 9789492055156
In 1863 stichtte de evangelist Johannes van ’t Lindenhout een weeshuis in een voormalige herberg in Nijmegen. Zijn initiatief groeide in de polders buiten de stad in dertig jaar tijd uit tot een wezendorp met ruim vijftig hectare grond, 41 gebouwen en ruim 1100 bewoners. En dat volledig gebaseerd op giften van particulieren, gemeentelijke armenzorgverenigingen en kerkelijke diaconieën. Deze studie beschrijft de ontstaansgeschiedenis van dit wezendorp, de grootste residentiële instelling van Nederland in de tweede helft van de negentiende eeuw. Daarbij is veel aandacht voor de protestants-christelijke signatuur van de weesinrichting en hoe die doorwerkte in de pedagogische uitgangspunten van Van ’t Lindenhout en in de dagelijkse opvoeding van de kinderen.
Stichting IJsselacademie
Interviewer: Ewout van der Horst
Onder de vlag van het nationaal onderzoeksprogramma Dekolonisatie, geweld en oorlog. Indonesië 1945-1950 deed de stichting IJsselacademie in januari 2018 een oproep aan ooggetuigen van deze periode in Overijssel om hun verhaal te doen. Een tiental mensen reageerde, vooral kinderen van Nederlandse veteranen die hun kans schoon zagen het verhaal van pa voor eens en altijd vast te leggen.
Aanmeldingen van Indische Nederlanders kwamen er niet binnen, waardoor het onderzoek een Nederlands en militair perspectief kreeg. Bij gebrek aan aanmeldingen van militairen van het Sallandse vrijwilligersbataljon 1-11 RI en het Twentse bataljon 5-5 RI, met dienstplichtigen van de lichting 1947, is nog specifiek gezocht naar ooggetuigen van deze legeronderdelen. Uiteindelijk zijn twaalf veteranen uit Overijssel geïnterviewd. Daarnaast was er een kringgesprek met drie veteranen in Rijssen. Negen interviews zijn vrijwel integraal uitgewerkt. Naast zes dienstplichtigen gaat het om twee oorlogsvrijwilligers en een vrijwilligster van het Rode Kruis, die werkzaam was op een hospitaalschip. Alle militairen hebben op Java gediend en zekere tijd aan het front doorgebracht. Eén OVW-er is ook op Sumatra gelegerd geweest.