menu

Gastsprekers van het Landelijk Steunpunt WOII – Heden

Jarenlang lag de nadruk in Herinneringscentrum Kamp Westerbork op de periode 1939 – 1934 en de overgang naar het kamp als interneringskamp. Eind jaren 1990 vindt er een kentering gaande. Het uitgangspunt wordt de gehele geschiedenis van de plek. Er komt onder andere meer aandacht voor de Indische periode 1950 – 1951 en de Molukse periode 1951 – 1971. Ook wordt het steunpunt Gastsprekers (gefinancierd door het ministerie van
VWS) ondergebracht bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Sommige gastsprekers zijn geïnterneerde of krijgsgevangene geweest tijdens de Tweede Wereldoorlog in Indonesië. Een deel hiervan heeft objecten die in verschillende kampen zijn gebruikt geschonken aan Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Naar aanleiding van die schenkingen zijn zij geïnterviewd over het gebruik van de objecten en hun levensverhalen.

 

De interviews gaan in op gebeurtenissen en ervaringen in de jaren 1940 – 1950.
Er wordt voornamelijk over Indonesië, Sulawesi, Nederland en Nieuw-Guinea gesproken. Thema’s zijn o.a. Tweede Wereldoorlog, Indonesische revolutie, levensverhaal, verwerkingskunst, interneringskamp, repatriëringskamp, ganzenbord, zeemleer.

 

Beheer: De collectie wordt beheerd door Herinneringscentrum Kamp Westerbork.
Toegang: De collectie is beperkt openbaar. Voor het gebruik van de interviews voor onderzoeks- en educatieve doeleinden is het noodzakelijk vooraf toestemming aan te vragen bij het Herinneringscentrum Kamp Westerbork.

De transcripten kunnen worden opgestuurd. De interviews zijn enkel op locatie te beluisteren.

Behoud: De collectie is gedigitaliseerd en deels duurzaam opgeslagen bij een e-depot.

Database/inventaris: In ontwikkeling, in 2025 toegankelijk voor publiek
Geluidsdrager: Digitale audiobestanden, vanaf 2010 videobestanden

De Ranchi Baby’s

Onderweg van Indonesië naar Nederland worden op stoomschip Ranchi 37 baby’s geboren. Het is 1950: Indonesië is net onafhankelijk geworden. KNIL-militairen en hun gezinnen moesten het land in allerijl per schip verlaten. Ze woonden vaak al generaties lang in de kolonie Nederlands-Indië en veel van hen waren nooit in Nederland geweest. In de podcast De Ranchi Baby’s – een koloniale erfenis spoort Joost Wilgenhof alle ‘Ranchibaby’s’ op; ze zijn inmiddels in de zeventig. Hij duikt in hun familiegeschiedenis en de beladen koloniale erfenis die ze van hun ouders meekregen. Waarmee zijn ze opgescheept? 

 

Ook volgt Wilgenhof historicus Esther Captain, die in opdracht van de Nederlandse overheid meewerkt aan het onderzoek Onafhankelijkheid, dekolonisatie, geweld en oorlog in Indonesië. Esther komt terecht in een debat dat lijkt op een loopgravenoorlog en wordt geconfronteerd met haar familiegeschiedenis.

 

Passagiers stoomschip Ranchi, waaronder ‘Ranchi Baby’s’ en hun familieleden met o.a. Indische, Javaanse en Duits-Chinese achtergrond

Ontstaansgeschiedenis, doelstelling en/of hoofdvraag: Het project begon met de vondst van een foto van de aankomst van het stoomschip Ranchi, vertrokken naar Nederland vanuit Indonesië in augustus 1950. Passagiers zijn KNIL-militairen met hun families. Na een maand komt het schip aan in Amsterdam. In de tussentijd zijn er 37 baby’s geboren. Een expositie in Museum Perron Oost (Amsterdam) (met partner Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG)) was de aanleiding voor documentairemaker Joost Wilgenhof om op zoek te gaan naar deze ‘Ranchi baby’s’. Hij maakte 5 audioportretten die zijn gepubliceerd op de website van Museum Perron Oost. Vervolgens werkte hij aan een zesdelige podcastserie. De podcast is een productie van Stichting Autres Directions en Aldus’ voor NTR en NPO Radio 1 en mede mogelijk gemaakt door het NPO-fonds en het Fonds Bijzondere Journalistieke Projecten.

 

De hoofdvragen zijn: Hoe zijn uw ouders in Indonesië terecht gekomen en wat weet u daarvan? Wat is de invloed geweest op de familie? Hoe is het de familie vergaan in Nederland? Welke verhalen heeft u meegekregen van uw ouders en hoe gaat u daar mee om? Bij sommige interviews zijn ook foto’s afgegeven. Joost Wilgenhof blijft op zoek naar nazaten van de ‘Ranchi Baby’s’, onder andere de derde generatie. Naast de audioportretten en de podcast serie werkt hij aan een boek met verhalen van betrokkenen.

De interviews gaan in op gebeurtenissen en ervaringen in de jaren 1920 – heden.
Er wordt voornamelijk over Indonesië en Nederland gesproken. Thema’s zijn o.a. Tweede Wereldoorlog, Indonesische revolutie, migratie naar Nederland, migratie naar de Verenigde Staten, koloniale erfenis.

Beheer: De collectie wordt beheerd door Joost Wilgenhof. Hij heeft de wens om de interviews in de toekomst over te dragen aan een archief zoals het IISG.

Toegankelijkheid: De collectie is beperkt openbaar. De rechten voor gebruik liggen deels bij Joost Wilgenhof, deels bij de producent van de podcast. Bij interesse kan contact opgenomen worden met stichting Autre Directions: info@autresdirections.nl.

 

Behoud: De collectie is gedigitaliseerd. Om de digitale bestanden duurzaam te bewaren voor de toekomst is overdracht aan een e-depot gewenst.

 

‘Wat weet jij eigenlijk van mij?’

Baby Pam van der Veen met haar moeder Marjan. Beeld privéarchief Pam van der Veen

 

podcast

In de maanden dat haar man op zee is, schrijft Marjan van der Veen, de moeder van journalist en podcastmaakster Pam van der Veen, hem luchtpostbrieven. Een doos met zo’n driehonderd brieven blijkt na haar dood op zolder te liggen. Met daarop de tekst: voor Pam.

Het is een gouden vondst, de brieven geven een prachtig tijdsbeeld van het huisvrouwenbestaan in de jaren zestig en zeventig van de vorige eeuw. En van de emancipatie van een slimme vrouw als Marjan in een Nederlands dorp.

In de podcast Wat weet jij eigenlijk van mij? worden brieffragmenten voorgelezen en komen ook Pams vader Charles en vriendinnen van haar moeder aan het woord. Je hoort het verleden aan je voorbijtrekken: oral history in optima forma.

Grensherinneringen

Stichting Ik vraag me af houdt zich in Eibergen vanaf de oprichting bezig met lokaal historisch onderzoek naar de Tweede Wereldoorlog, met als eerste doel om alle Eibergse Joodse oorlogsslachtoffers een plek te geven op het plaatselijke oorlogsmonument.

 „Oral history noemen ze dit”, zegt Bert Smeenk over het filmproject. „Mensen die zelf vertellen over wat ze hebben meegemaakt. Zoals zij zich de situaties herinneren. Dat is heel anders dan dorre gegevens uit een archief. De credits zijn ook helemaal voor Jahra hoor. Zij heeft de hele film eigenhandig gemaakt. Zij was regisseur, maker en producent. Wij kwamen met het idee, zij verzorgde de uitvoering.”

 

‘Grensherinneringen’ is een documentaire waarin grensbewoners vertellen over hun herinneringen aan de oorlog. Achttien interviews met individuele getuigen of met duo’s zijn door videograaf Jahra Esser gefilmd en gemonteerd tot één documentaire. Het resultaat beleefde in september 2020 de première.

 

 

Roomse dochters

Roomse dochters, Katholieke vrouwen en hun beweging

Marjet Derks, Catharina Halkes, Annelies van Heyst

Arbor, Baarn, 1992

ISBN 90 5158 047 9

Aan de hand van gesprekken met twaalf vrouwen die actief waren in vrouwenorganisaties, in politiek en journalistiek, geven zij een beeld van de katholieke vrouwencultuur in de twintigste eeuw. Een mengeling van oral history en speurwerk in archieven; en wat die mondelinge overdracht betreft nog maar nauwelijks op tijd.

 

Vrouwen zijn in de geschiedschrijving van het Nederlands katholicisme van de 20e eeuw sterk onderbelicht gebleven. Werd er wel aandacht aan hen besteed, dan lag het accent op ervaringen met seksualiteit en moederschap. Dit was aanleiding tot stereotiepe beeldvorming van de passieve, lijdzame en opofferende vrouw.
Toch hebben vrouwen in het katholieke maatschappelijke en kerkelijke leven wel degelijk een actieve rol gespeeld. In ‘Roomse dochters’ worden 12 vrouwen geportretteerd. Zij hebben, elk op hun eigen manier, initiatieven genomen en leidinggevende functies vervuld in vrouwen- en standsorganisaties, in de politiek en in de journalistiek. De portretten zijn samengesteld op grond van archief- en interviewmateriaal en worden begeleid door een nabeschouwing.
De vrouwen in dit boek blijken niet zo afwachtend en volgzaam te zijn geweest. Ze hebben, indien nodig, hun lot een handje geholpen. Ook blijkt het rimpelloze, uniforme beeld van ‘de’ katholieke vrouw een karikatuur. Voor het eerst komen in dit boek de verschillen naar klasse- of standsposities tussen katholieke vrouwen tot uiting. Het zichtbaar maken van deze verschillen sluit aan bij de tendens binnen vrouwengeschiedenis om een meer gedifferentieerd beeld te geven van het vrouwenverleden.

Voetstappen in de Horst

Jan van Kraaij (r) en Rien de Haas drijven varkens op voor de slacht. (ca 1965) Foto genomen ter hoogte van de Jongensschool. © Voetstappen in De Horst

Sjaak Janssen, Ruud van Kraaij, Gerard Merkus, Wil van den Dobbelsteen en Gerrit Wolbrink

Voetstappen in de Horst – ‘n Stukje geschiedenis van een Drutense wijk
Uitgever: Studio Pannekoek

ISBN: 9789071059377

De Horst, dat was de Drutense volksbuurt toen de Hooistraat dé plek was waar het gebeurde. 

Via de namen van toen, kwamen de auteurs bij de nazaten van nu. En bij hun verhalen. ,,Het is oral history. Via de mensen die we spraken, kregen we wel tweehonderd foto’s in handen”. Ze begonnen met een schamel handjevol plaatjes. 
Van 26 families wisten ze hun geschiedenis in De Horst te achterhalen. En een weelde aan materiaal en anekdotes. Levensverhalen. Ze proberen terug te gaan tot het beging van de 19-de eeuw. 

 

Bert Peters en Joke Vos op de brommer, Ria Vos en Thera Peters ernaast. © Voetstappen in De Horst

 

Het boek “Voetstappen in de Horst“ bevat ruim 85 pagina’s over een stukje geschiedenis van die buurt in Druten met zo’n dertig verhalen over mensen en families van vroeger en nu. Prachtige verhalen en anekdotes, verteld door de oud-bewoners zelf en hun familieleden. Een plattegrond van de buurt de Horst van rond het jaar 1950 heeft een centrale plaats in het boek. Daarop staan alle panden in de Horst en de aangrenzende Waalbandijk, Nieuwstraat, Ambthuisstraat en de Hooistraat, toen nog een belangrijke winkelstraat van Druten. Op die kaart zijn deze straten en ook het Merkuspaadje en het Pepermuntstraatje ingetekend, verwijzend naar een overzicht van de namen van de toenmalige bewoners, straatnamen en huisnummers. In de interviews en verhalen wordt het wel en wee van de bewoners beschreven.

Over de moeilijke levensomstandigheden, vaak “klaore arremoei” , in de Horst zelf en over de gang van zaken bij bewoners en bedrijfjes. Bewoners beschrijven hun dikwijls moeilijke leven in woningen die eigenlijk onbewoonbaar waren, maar hebben nu, aan halve eeuw later, soms toch een soort nostalgisch gevoel over dat verleden. Vooral de gemeenschapszin, het elkaar helpen als dat nodig was, was groot. Bijna iedereen had even weinig te besteden. Foto’s, vaak uit familiealbums, bevestigen de eenvoud van het toenmalige leven in de Horst. Het boek besteedt ook aandacht aan de nieuwe Horst. Na de afbraak van de oude buurt nam bouwbedrijf Van de Klok vrijwel het hele terrein in gebruik. Na verhuizing van het bouwbedrijf naar Nijmegen werd door dezelfde bouwondernemer de Horst getransformeerd in een moderne woonwijk. Aan het resultaat van die metamorfose is in dit boek ook ruime aandacht besteed. Met de realisatie van dit prachtige boek heeft de werkgroep de doelstelling bereikt , vijftig jaar na het vertrek van de laatste bewoners van de oude Horst, vast te leggen hoe het leven in die bijzondere woonbuurt, gelegen tussen het centrum van Druten en de Waalbandijk, was en nu is.

 

 

Van noodwijk tot Engels drop

Van noodwijk tot Engels drop

H.J. van Baalen & Geert Poorthuis
woningbouwvereniging Rentree, 2008

Gebouwd net na de Eerste Wereldoorlog als onderkomen voor de vele Deventer arbeiders. Gerenoveerd in de jaren ’70 van de vorige eeuw in een poging het verval te keren en in het begin van de 21ste eeuw afgebroken en helemaal opnieuw opgebouwd: de Driebergenbuurt en de Molenwijk in Deventer hebben een bewogen eeuw achter de rug. Bij de oplevering van de nieuwe wijk wil dit boek de geschiedenis vertellen van vooral de gewone mensen die er woonden en werkten. Die er een gelukkige jeugd doorbrachten, kinderen kregen, oud werden en stierven. Een verhaal dat nu nog net verteld kan worden, want ook in de arbeiderswijken is Deventer geschiedenis gemaakt.

De fraai vernieuwde Driebergenbuurt maakt zich op voor een nieuw hoofdstuk in die geschiedenis. Met gedurfde architectuur en een unieke samenwerking tussen Rentree, bouwers en ontwikkelaars is een wijk ontstaan waarin het goed leven en werken is.

 

Van die oude Driebergenbuurt en Molenwijk is bijna geen baksteen terug te vinden: een kleurrijke buurt is de afgelopen vijf, zes jaar door de herstructurering verrezen. De historie van dit markante stuk Deventer komt echter indrukwekkend tot leven via authentieke, menselijke verhalen van (oud-)buurtbewoners. Kroniekschrijvers Henk van Baalen en Geert Poorthuis namen daarvoor vorig jaar in totaal zestien interviews af. In het 112 pagina’s tellende boek dat zij op verzoek van woningbouwvereniging Rentree samenstelden zijn het pareltjes tussen fraaie archiefkiekjes die in een enkel geval nog nooit zijn gepubliceerd. Actuele foto’s en artist impressions completeren het geheel.

 

Van Baalen en Poorthuis kijken tevreden op die ‘vergaarperiode’ terug. “Iedereen was heel hulpvaardig. Het heeft prachtige oral-history opgeleverd.”

Renesse

Renesse: Het leven der Zandloapers

Henk Blom 

Eigen uitgave

In het boek zijn levensbeschrijvingen opgenomen van oude Renessenaars. Zoals van kruidenier Leendert Verseput (1903-1981), fruitkweker Bert de Ruiter (1921-2009), groenteman Leendert A. Bakker (1906-1998) en smidsknecht Theo Lodewijk (1995-1995). Ook landarbeider Piet Oosterling (1914-1990) komt voorbij. Bij boer Klaas Steur op De Dreef aan de Wilhelminaweg schopte hij het tot paardenknecht. Vanaf zijn 12de speelde hij mee in fanfarekorps Luctor et Emergo. Tijdens de oorlog raakte hij gewond. Boer Steur gaf hem een stuk grond aan de Roelandsweg in pacht. Daar plantte hij in 1948 een boomgaard. Voor de appel- en perenbomen oogst opleverden kwam in 1953 het water. Hard werken, armoede, veel tegenslagen en toch lol in het verenigingsleven. 

Dat geldt ook voor duinboer Harman Fasol (1871-1943). Hij was getrouwd met Betje Smallegange en had zijn boerderij op de hoek van de Hogezoom en de Oude Moolweg. Het was een gemengd bedrijf, met koeien die in het duingebied liepen. Harman boerde op de Wester- en Ooster Doodkist, namen die aangaven dat de grond er schraal was. Kleindochter Betsie zegt in het boek (pagina 103): ‘Wij waren maar duunboertjes. Of, zoals iemand eens zei: jullie hadden een eên-paerdsbedrief. En één paard was erg weinig’.

 

Zandloapers. Misschien is de bijnaam uit de mode geraakt, maar inwoners van Renesse werden vroeger Zandloapers genoemd. Het zijn typisch van die dorpsbijnamen die in de opbloei van het massatoerisme na 1965 in de vergetelheid zijn geraakt. Oud-onderwijzer Henk Blom zorgt met zijn boek Renesse, het leven der Zandloapers dat we de tijd van voor de deltadammen en keringen nog eens van nabij kunnen meemaken. We voelen de armoede, want breed hadden ze het niet op Renesse. 

Fanfarekorps Luctor et Emergo van Renesse circa 1930, met de 15- of 16-jarige landarbeider Piet Oosterling (1914-1990) liggend links vooraan. © Henk Blom
 

Zusters van ’t Ketrientje

boz - 0478 Foto Archief Bergen op Zoom - Franciscanessen van Huize Sint Catharina, 1917

Zusters van ‘t Ketrientje

Annelies van Heijst en Dolly Verhoeven

Uitgeverij Vantilt

ISBN 9789460041464

De Franciscanessen van Bergen op Zoom, oftewel de Zusters van ’t Ketrientje, kennen een lange traditie van zorg verlenen. In 1838 begonnen ze in het Algemeen Burgerlijk Gasthuis, waar ze zieken en gebrekkigen van verschillende gezindten verzorgden. Vanaf 1857 namen ze daarnaast weeskinderen onder hun hoede en in 1882 gingen ze bovendien zorgen voor bejaarden. Dat deden ze in het St. Catharinagesticht, waar ook het moederhuis van hun congregatie was gevestigd. Ook buiten Bergen op Zoom waren de zusters actief. Zo begonnen ze, ver buiten de Nederlandse grenzen, in 1933 een missie in Soekaboemie op Java. Gedurende de oorlogsjaren zaten daar twaalf van de missiezusters in een Jappenkamp. Na het zelfstandig worden van Indonesië kwam de buitenlandse tak van de congregatie steeds meer op eigen benen te staan, en in 1996 werd deze ook formeel zelfstandig.
In de afgelopen 175 jaar verbonden zich bijna vierhonderd vrouwen voor het leven aan deze zustercongregatie. In de 21e eeuw is de congregatie aan het vergrijzen, net als andere religieuze congregaties in het Westen. Hoewel de zusters niet graag in het middelpunt van de belangstelling staan, komen ze in dit boek aan het woord en vertellen Bergenaren over hen. Zo komt tot leven wat generaties Zusters van ’t Ketrientje sinds 1838 hebben gedaan en wat ze voor de kerk en de samenleving hebben betekend.

 

 

Ruytermeisjes en Verkadevrouwen

Ruytermeisjes en Verkadevrouwen Een eeuw vrouwenarbeid bij de Zaanse zoetwarenfabrikant

Hogema, Ineke / Ivonne van der Padt

Scriptum, 1997

ISBN: 9789055940783

 

Ineke Hogema en Ivonne van der Padt

‘(…) Weet wel wij hebben slechts één belang. Wij willen de vruchten plukken van onzen arbeid en deze kunnen wij alleen verkrijgen door eendrachtige samenwerking.’

 

Voor veel voormalige personeelsleden van de zoetwarenfabrikant Verkade betreft dit een overbekend citaat. In menige toespraak, jaarverslag of jubileumboek is deze uitspraak van de oprichter van Verkade, Ericus Verkade, weergegeven. Ericus sprak deze gedenkwaardige woorden uit op zondag 2 mei 1886, toen de Stoom Brood & Beschuitbakkerij ‘De Ruyter’ van start ging. Op het moment van deze rede, werkten er bij Verkade nog geen meisjes of vrouwen. Vijf jaren later, in 1891, deden de eerste blikkenpoetsters hun intrede. Vanaf die datum zijn vrouwen niet meer weg te denken uit de geschiedenis van Verkade. In de historie van Verkade zijn er zelfs periodes aan te wijzen waarin maar liefst viervijfde van het totale personeel uit vrouwen bestond.
Voor Ineke Hogema en Ivonne van der Padt reden genoeg om ‘het vruchten plukken van den vrouwenarbeid’ centraal te stellen. In die zin, dat ze in dit boek uitvoerig aandacht besteden aan de ervaringen en herinneringen van vier generaties werkneemsters. Ze waren of zijn in diverse functies werkzaam: aan het woord komen inpaksters, machineleidsters, secretaresses, personeelsfunctionarissen, maatschappelijk werksters, een laborante en nog diverse andere medewerksters. De oudste vrouw die in dit boek vertelt over haar bijdrage aan het succes van Verkade is geboren in 1901, de jongste die we in het kader van dit boek hebben gesproken, is zestig jaar later geboren, in 1961.
De totstandkoming van dit boek is evenzeer verkregen door ‘eendrachtige samenwerking’. In de allereerste plaats met de ruim zestig vrouwen die wij hebben geïnterviewd. Met veel enthousiasme hebben zij hun herinneringen aan het werkzame leven bij Verkade met ons opgehaald of hun huidige arbeidservaringen bij Verkade met Ineke Hogema en Ivonne van der Padt hebben gedeeld.

 

Zaans industrieel erfgoed