menu
Geef een of meerdere zoektermen op.
Gebruik dubbele aanhalingstekens om in de exacte woordvolgorde te zoeken.

Limburgse koolputters spreken

Mijnen. Limburgse koolputters spreken‎

Diverse auteurs

EPO, 1981

Interviews met mijnwerkers voor de TV-documentaire “Limburgse koolputters spreken” van Erik Pertz (BRTN – 1983) 

 

Het Provinciaal Museum voor Industrieel Erfgoed (Hasselt) geeft aandacht aan mijnwerkers o.m. met de rondreizende koffertentoonstellingen “Steenkool in Limburg” (1983 – geactualiseerd en vernieuwd in 1987), met de medewerking aan de radiodocumentaires van Dré Peremans rond “Het Zwarte Goud” (BRT 1 – 1986) en met de geschiedkundige inbreng voor de televisiedocumentaire “Limburgse koolputters spreken” van Erik Pertz (BRTN – 1983), uitzendingen waarbij ook de werkgroep Mijnwerkersgeschiedenis een fundamentele rol speelde.

Zie ook het boek Mijnen. Limburgse koolputters spreken (uitg. Projektgroep Mijnwerkersgeschiedenis). 1981.

Meisjes met rokjes, botjes en stokjes

pdf

Auteur: Hanne Delodder
Promotor: prof. dr. Gita Deneckere
Leescommissaris: prof. dr. Jan Art/prof. dr. Jan Tolleneer

Onderzoek naar de ontstaansgeschiedenis en evolutie van de Vlaamse majorette
binnen de sociaal-culturele context vanaf Expo‘58 tot de vroege jaren ‘80.

 

In de jaren ‘60 en ’70 werden in Vlaanderen heel wat majorettekorpsen opgericht, dikwijls bij een bestaande fanfare of drumband. Een aantal van deze majorettekorpsen zijn vandaag nog steeds actief, maar de meeste zijn ondertussen opgedoekt. Anderzijds worden vandaag heel wat nieuwe majorette-, twirling- en showkorpsen opgericht die ook deelnemen aan wedstrijden en kampioenschappen in binnen- en buitenland. De majoretteverenigingen die op alle straatkermissen en parades de show stelen zijn stilletjes aan het verdwijnen.
Het volkse karakter en het dikwijls ontbreken van of niet zorgzaam omgaan met  verenigingenarchief, maken de majorettecultuur tot een stuk nationaal erfgoed dat dreigt verloren te gaan. Onderzoek op dit terrein dringt zich dan ook op. Tot op vandaag werd naar de geschiedenis van de majorettes weinig of geen onderzoek verricht. Dit onderzoeksproject probeerde deze leegte op te vullen.
Mondelinge getuigenissen vormden, naast film- , foto- en persoonlijk archiefmateriaal, de
belangrijkste bronnen vormen voor de studie.
De rijen majorettes die in hun gloriedagen bij elke festiviteit, straatkermis, parade, optocht en dorpsfeest voor de plaatselijke fanfare marcheerden, behoren duidelijk tot onze Vlaamse feestcultuur. Als onderdeel van onze volkscultuur en van ons collectief geheugen, is deze meisjescultuur een waardevol onderzoeksdomein.

De bietenmannen

West-Vlamingen in de bietenteelt

Eric Pertz en André van de Vijver, Les Godverdommes sont là, televisiedocumentie, BRTN, 1992

Gemeente Koekelare heeft de film in eigendom, samen met de niet gebruikte opnames (5 uur)

 

krantenartikelen

 

De BRTN maakte een sociaal-historische documentaire over de Vlaamse seizoensarbeiders in Frankrijk. Onder hen ook verscheidene Koekelarenaars. Zij trokken naar de Franse bietenvelden om er hun brood te verdienen. Niet voor niets stonden die mensen bij de Franse boeren bekend als “les godverdommes” omdat zij harde werkers waren. In de film duikt men in het verleden en zet de seizoenarbeiders aan het werk bij het zetten en rooien van de bieten zoals het toen ging. Men ziet hun woonst, hun wel en wee en hoort getuigenissen. Iemand die steeds terug te vinden is tussen de “Fransmans” is pasterke Joris De Jaeger. De film is te bekijken in het Fransmansmuseum. 

Vanaf ’79 was Eric Pertz producer bij de dienst wetenschappen (cultuur) van de BRT. Binnen de dienst wetenschappen maakte hij tal van historische documentaires waarbij hij vooral aandacht had voor de ‘mondelinge geschiedenis’.

 

Deze film heeft als titel “De bietenmannen. Les godverdommes sont là”. De film is een co-productie van de BRTN en de gemeente Koekelare. De film toont beelden van Koekelare, Tourcoing, de grensstreek en het werk op de bietenvelden in de streek van Reims. Het is een sociaal-historische documentaire. Inwoners van Koekelare getuigen over dit harde werk.

Kaarders en snijdsters

Haarsnijder aan het werk in de fabriek. Epouse Jacobs. Foto: Stedelijk Museum Lokeren

Als kaarders en snijdsters hun verhaal vertellen…

Elke stad heeft wel een reden om in de geschiedenisboeken te staan, en Lokeren verdient een hoofdstuk in de geschiedenis van de industrie. Tijdens de eerste helft van de 20ste eeuw was Lokeren hét centrum van de haarsnijderijnijverheid, een voorbereidende industrie die konijnen- en hazenvellen prepareerde tot vilthaar voor de hoedenfabricage over de hele wereld. Vanaf de jaren 1960 begon de industrie om allerlei redenen te tanen, en vandaag is ze zo goed als uitgestorven.
Omdat de haarsnijderij uniek én belangrijk was voor Lokeren, is het evident en noodzakelijk dat er in het Stedelijk Museum een duidelijke klemtoon op wordt gelegd. De nakende verbouwing en herinrichting van het museum bieden bovendien de kans om de huidige, relatief kleine haarsnijderijafdeling om te bouwen tot een centraal thema binnen de vaste opstelling.
Over de haarsnijderijnijverheid bestaan geschreven bronnen, maar des te sprekender zijn de tastbare en immateriële ‘overblijfselen’: de sites, het materiaal, en vooral de verhalen van de ex-werknemers. Zij zijn als experts het best geplaatst om de industrie in al haar facetten uit de doeken te doen. De interviews met mensen die in de haarsnijderijindustrie hebben gewerkt of er nauw bij betrokken waren, zullen gebruikt worden als informatiebron én als presentatie-element.
De interviews zullen beluisterd kunnen worden binnen de permanente tentoonstelling en op een aparte informatie-dvd. Er wordt ook een documentaire gemaakt, die gefilmde interviews met een achttal respondenten en een sitebezoek met een van de voormalige werknemers bevat. Verder blijven de  interviews in het Stadsarchief bewaard als bronnenmateriaal voor andere onderzoeken, want de  mensen in kwestie vertellen vaak veel meer verhalen dan dat van de haarsnijderij alleen.
Zowel voor de mensen met een verleden in de haarsnijderij als voor mezelf is dit project bijzonder. Naast hun persoonlijke relaas, veel technische uitleg en namen van andere getuigen, schonk een aantal mensen een persoonlijk aandenken- hun eigen mes of schaar, een vel van hun allerlaatste lading – aan het museum. Ze zijn blij dat het museum ‘hun erfgoed’ behartigt, en wij zijn blij dat we er zorg voor mogen dragen.

 

Leen Heyvaert,
adjunct-conservator
Stedelijk Museum Lokeren

Uitgebeend!

Uitgebeend! Vlaamse beenhouwers in Brussel na W.O. II

Philippe Braem en Mariet Calsius (red.)

AMVR, 2005

Bij het onderzoek naar het beenhouwersambacht in Brussel heeft het Archief en Museum van het Vlaams Leven via de onderzoeksmethode van de mondelinge geschiedenis, in drie fasen gewerkt.
Tijdens de voorbereidende fase maakte een onderzoeker zich niet alleen de wereld van de beenhouwers stiel eigen, maar hij stelde ook vragenlijsten op en zocht naar respondenten. Het onder de knie krijgen van de specifieke terminologie, het consulteren van literatuur, het bezoeken van beenhouwersateliers, slachthuizen en musea met uitgebreide beenhouwerscollecties vormden de eerste stappen naar een inleving in deze aparte wereld.
Kennis en interesse van de interviewer voor het beenhouwers leven in Brussel werden groter. Later bleek dit een essentiële voorwaarde voor het vertrouwen tussen interviewer en respondent te zijn.
De tweede fase, het zoeken naar respondenten, vroeg een grotere inspanning. Beenhouwers op rust verhuizen immers vaak, soms binnen Brussel, maar vooral weg van Brussel terug naar hun geboortestreek. Een eerste aanknopingspunt in de samenstelling van een goede respondentenlijst, was een lijstje van enkele actieve beenhouwers met namen en adressen van ex-collega’s. Een ander aanknopingspunt waren de ledenlijst van de Brusselse Confederatie van Beenhouwers en de ledenlijst van de Belgische Landsbond van Beenhouwers en Spekslagers (wat Brussel betrof).
Oproepen via het AMVB-ledenblad en in lokale kranten, leverden behoorlijk wat reacties op.
Voor de representativiteit hield het project rekening met de geografische afbakening van het Brussels hoofdstedelijk gewest en met de categorieën in de beenhouwerijstiel (spekslagerijen, beenhouwerijen, paardenbeenhouwerijen, triperieën, gevogelteverkopers). Speciaal voor Brussel werd het verschil tussen de inwijkelingen en de autochtonen meegenomen.
Uit de lijst van mogelijke respondenten heeft het AMVB een selectie gemaakt. Uiteindelijk werden 46 middenstanders (bakkers, kruideniers en 33 beenhouwers) geïnterviewd. Bij de uitnodiging zaten een informatiefiche en de vraag naar een mogelijk bedrijfsarchief. Het AMVB plande de interviews altijd bij de informant thuis.
Foto’s (bijvoorbeeld van familie, interieurs en vitrines), samen bepaalde gebeurtenissen ophalen, inspelen op de beroepstrots of confronteren met feiten, waren technieken die het geheugen van de respondenten prikkelden. Op basis van de vragenlijst werd het unieke biografische verhaal van elke getuige vastgelegd.
De uitvoerende of derde fase bestond uit twee delen. De archivalische ontsluiting door de interviews te  transcriberen, te coderen en ter beschikking te stellen via het geluidsarchieven overzicht enerzijds.
De publieksgerichte ontsluiting anderzijds. Een studiedag over mondelinge geschiedenis communiceerde naar de archievensector, terwijl het grote publiek kennismaakte met deze vorm van geschiedenis in de tentoonstelling Uitgebeend!

STUK, een geschiedenis 1977-2015

Stuk, een gechiedenis

Marleen Brock

Uitgeverij Hannibal, 2015

 

In het voorjaar van 2015 vierde STUK feest. Al 37,5 jaar begeeft het Leuvense kunstencentrum zich in de artistieke voorhoedes. Een boek (STUK, een geschiedenis 1977-2015; Uitgeverij Hannibal) en een tentoonstelling (Was het nu ’t Stuc, STUC of STUK?; STUK Expozaal) onderstreepten dit tegendraadse jubileum. Tegelijk diende de historische terugblik om even stil te staan en om te kijken, om vervolgens te kiezen voor een nieuwe toekomst als Huis voor Dans, Beeld en Geluid. Toch is zo’n ingrijpende koerswijziging in historisch perspectief allerminst uniek. Zichzelf opnieuw uitvinden zit in het DNA van de organisatie, als een logisch gevolg van de constante zoektocht naar artistieke vernieuwing.

 

Cultuurhistorica Marleen Brock (KU Leuven) vertelt in dit vlot geschreven boek het verhaal van 37,5 jaar STUK – geen mooi afgerond jubileum, maar even tegendraads als het kunstencentrum zelf. Leuke anekdotes en citaten uit interviews met sleutelfiguren, foto’s, affiches en documenten brengen de rijke geschiedenis tot leven.

SOLIGION

Dit onderzoek naar katholiek geïnspireerde armoedezorg in Brussel tussen 1945 en 2000 wordt uitgevoerd door doctoraatsstudent Els Minne. Centraal in het onderzoek staat de vraag hoe katholieke armoedeorganisaties hun religieuze identiteit beheersten in een samenleving die stevig geworteld was in katholieke tradities, maar waar de druk van ‘secularisatie’ en ‘moderniteit’ begon toe te nemen. Het onderzoek vertrekt vanuit acht casestudies van zowel katholieke persoonlijkheden als katholiek geïnspireerde organisaties die de strijd aangingen tegen armoede.

 

Via een analyse van brieven, krantenartikelen, publicaties en mondelinge geschiedenis worden de praktijken en discoursen van deze actoren onderzocht. Welke hulp boden deze organisaties aan, en welke doelgroep hadden ze voor ogen? Welke rol speelde religie, van vrijwilligers of van cliënten, in de organisaties? Op welke manier probeerden ze het politieke beleid of academisch onderzoek rond armoede te beïnvloeden? Hoe speelden de organisaties in op de steeds diverser wordende groep van mensen die in armoede leven? Door een antwoord te zoeken op deze vragen wil het project de kennis over de rol van religie en verzorgingsstaten aanvullen met lokale ervaringen, gedachten en praktijken.

De sociabiliteit van patiënten in België

KU Leuven

 

Tim Debroyer – Joris Vandendriessche (Promotor) 

Organisaties, expertise, en ervaringen (1950-2000)

 

Dit project voert verkennend historisch onderzoek naar zelfhulpgroepen en patiëntenverenigingen in België in de tweede helft van de twintigste eeuw. Het zal een overzicht bieden van de ontwikkeling van deze verenigingen en belangrijke bronnencollecties (archieven, publicaties, tijdschriften, …) identificeren om verder onderzoek naar dit thema mogelijk te maken binnen de medische geschiedenis en de health humanities. Het project bestaat uit een bibliografisch onderzoek, gevolgd door een diepere inhoudsanalyse van tijdschriften. In samenwerking met het Trefpunt Zelfhulp vzw treedt het ook in contact met actuele patiëntenverenigingen om archiefcollecties te identificeren en om een selectie van interviews met vroege leden af te nemen. Dankzij deze verkennende analyses en interviews zal het project inzicht bieden in de ziektes of medische aandoeningen waarrond sociabiliteit onder patiënten voor het eerst vorm kreeg, en in wat patiëntenverenigingen wel of niet gemeenschappelijk hadden in historisch perspectief (Bijvoorbeeld in hun relatie tot artsen, de media of de overheid).

Van bezorgde zussen tot waardevolle buddy’s

Historica nr. 1 2023 – jaargang 46

Artikel

“Lotgenoten…die hebben mij enorm geholpen.” Met die woorden duidde Johan C., één van de negentien historische getuigen in mijn onderzoek, op het belang van informele informatie-uitwisseling tijdens de aidsepidemie naast officiële en medische communicatie zoals overheidscampagnes en doktersconsultaties. Toch bleef het zowel in de getuigenis van Johan als in de andere historische getuigenissen niet alleen bij lotgenotencontact, maar bleek er sprake van een veel breder informeel informatiecircuit van familie en vrienden tot buddysystemen en andere initiatieven. Maar welke opties waren er nu concreet in Vlaanderen en Brussel, hoe werden die ervaren, welke informatie circuleerde er binnen die informele netwerken en was er ook sprake van circulatie van onwetendheid?

 

Ellen Van Laer

 

Niet alleen officiële en medische netwerken bleken belangrijk in de circulatie van informatie tijdens de aidsepidemie. De historische getuigen waarmee Ellen Van Laer in het kader van haar scriptie in gesprek ging benadrukten ook het belang van meer informele netwerken zoals familie, vrienden en lotgenoten. Op die netwerken, hun geschiedenis, de ervaringen ermee en herinneringen eraan gaat dit artikel dieper in.

 

Herinneringen verwoord

Universiteit of Hogeschool
KU Leuven
Master of Arts, Master of history
Publicatiejaar: 2022

 

Persbericht 2022

PDF van de masterproef

De vergeten stemmen van aids in België

1 december 2021: hiv ‘viert’ haar veertigste verjaardag. Met ruim 40 miljoen slachtoffers op haar naam is het humaan immunodeficiëntie-virus het dodelijkste virus ter wereld. Ook vandaag gaan ruim 38 miljoen mensen, waaronder meer dan 17.000 Belgen, met de ziekte door het leven. Maar waarom de doemtoon van deze schrijver? Met medicatie die de virale lading niet-detecteerbaar maakt en Prep die beschermt tegen besmetting is de ziekte toch niet langer dodelijk? Jazeker, vanuit medisch perspectief is de ziekte, op een genezing na, zo goed als opgelost. Een bevragingen onder hivpositieve Belgen toonde echter aan dat het stigma doorleeft. Dit onderzoek is dan ook van een sociale aard.

Recente series als “It’s a sin” en “Pose” introduceerden met succes de geschiedenis van de globale aidscrisis bij een breder publiek. Tegelijkertijd maakten ze duidelijk hoe weinig we weten over de Belgische aidscrisis en wat het betekent te leven met hiv en aids in België. Kwalitatief onderzoek van onderuit kan hier verandering in brengen. Aan de hand van 16 diepte-interviews onderzocht Viktor Flamand hoe homomannen, zowel hivpositief als negatief, de aidscrisis ervaarden in België. Daarbij aansluitend analyseerde hij hoe diezelfde mensen hun herinneringen structureren en opbouwen.

 

Het resultaat was geen eenduidige uitspraak over een leven met hiv, maar wel een divers, gelaagd verhaal van 16 mensen met eigen verlies, pijn en unieke herinneringen.