In onze rubriek ‘5 vragen aan’ gaan we in gesprek met interessante mensen en duiken we zo het werkveld van oral history in en alles wat ermee te maken heeft. Deze maand een waardevol gesprek met Marie Claire Dangerfield die haar kennis en tips met ons deelt vanuit haar functie als Specialist Informatiebeheer bij het Stadsarchief Rotterdam.
“Ik ben geboren en getogen in Ierland en mijn passie voor mijn werk komt voort uit het streven om mensen dichter bij hun geschiedenis te brengen en oral history is een fantastische methode om dat te bereiken. Sinds 2012 woon ik in Nederland, mijn eerste baan was bij Stichting Europeana in Den Haag en sinds 2015 werk ik voor het Stadsarchief Rotterdam als Expert Informatiebeheer. In mijn werk in Rotterdam heb ik me beziggehouden met de vraag hoe we mensen dichter bij het archief kunnen brengen, of dat nu is door het ondersteunen van community archiefprojecten, bevorderen van oral history of stimuleren van technologische ontwikkelingen”.
“Mijn expertise ligt met name in het stimuleren en bevorderen van de praktische werkwijzen voor erfgoedpraktijken. Denk aan het combineren van de juridische en technische behoeften van archieven en de behoeften van o.a. community-/oral history-projecten en hoe die elkaar kunnen versterken en ondersteunen. Dit kwam samen in het project ‘Stories in Motion’ met Norah Karrouche en Marjan Beijerings. Dit project richtte zich op het bieden van de tools aan de mensen die bezig waren om een oral history project op te zetten. Dus vanaf het idee, de initiatie, het interviewen, de transcripties en uiteindelijk het overdragen aan een archief. Zo heb ik geholpen bij het maken van sjablonen voor zowel toestemmingsformulieren voor geïnterviewden en onderzoekers (zodat alle interviews als data kunnen worden gebruikt) als voor metadata (zodat ze toegankelijker en beter vindbaar zijn in een database)”.
“Ik vond het altijd fascinerend om te zien hoe mensen zich verbinden met de maatschappij om hen heen en mede hierdoor besloot ik Folklore en Sociologie te gaan studeren aan het University College Dublin (UCD). Geïnspireerd door het gebruik van het fantastische folklore-archief aan UCD tijdens mijn Bachelors, zette ik mijn koers op het behalen van een Master in Archives and Records Management ook bij UCD, in de hoop dat ik mensen zou kunnen helpen met het vastleggen en delen van hun verhalen en identiteit(ten). Toen ik afgestudeerd was, werkte ik voor een landelijk oral history project dat zich inzette voor het belang van de GAA (Gaelic Athletic Association), een landelijke sportorganisatie in Ierland. Zo ben ik, naast de folkloreverzamelingen in mijn studie, in aanraking gekomen met oral history, en vind ik het nog steeds een geweldig verbindingsmiddel dat nieuwe perspectieven binnen de hedendaagse geschiedenis laat zien en een belangrijke aanvulling vormt op de archiefbronnen”.
“Ierland is in zijn huidige staat een relatief nieuw land (de Irish Free State is gesticht in 1922 en onafhankelijk geworden in 1949). Bij het dekoloniseren van de Ierse geschiedenis was oral history een belangrijk hulpmiddel voor het vastleggen van de eigen verhalen en identiteiten. Oral history blijft populair, vooral waar mensen het gevoel hebben dat hun geschiedenis als minder belangrijk wordt gezien. Ik denk dat de populariteit van oral history in Ierland vanuit een bottom-up perspectief is ontstaan, toen en nu. Er zijn veel groepen die hun eigen projecten initiëren en er zijn in Ierland meer educatieve mogelijkheden in oral history voor allerlei mensen op verschillende niveaus. Veel bibliotheken in Ierland faciliteren het verzamelen en bijhouden van deze projecten, waardoor de projecten en praktijken toegankelijker worden. De Oral History Association of Ireland, waar ik nog steeds lid van ben, promoot oral history vanuit een bottom-up approach. Dit werkt erg goed en is zeer versterkend en ik denk dat ‘Sprekende geschiedenis’ dit heel goed zou kunnen voortzetten in de Nederlandstalige gebieden”.
“Een archief is geen bibliotheek of museum, het is niet een plek waar je zomaar naartoe gaat en daarom staat het misschien niet op de kaart van mensen of denken ze dat het archief niet voor hen is. Vaak wordt het gezien als een plek waar oude objecten en documenten worden bewaard. Het duidelijk maken wat een rol van een archief is en welke rol het speelt in een stad is het eerste wat nodig is om te doen. Als dat gelukt is, is het gemakkelijker om uit te leggen waarom mensen hun materiaal aan een archief zouden willen overdragen. Als mensen begrijpen dat wij hun materiaal en bijdragen waarderen, staan ze veel meer open voor samenwerking met het archief en wordt het gemakkelijker om hen bij het archief te betrekken.
Het is natuurlijk een langetermijnproces, dat weerspiegeld wordt in de missie/visie van het archief, het acquisitiebeleid en het werk dat het acquisitieteam doet. Voor mij is het nuttig geweest om met andere partijen in de stad samen te werken, zoals DIG IT UP, omdat zij een breder netwerk en andere contacten hebben die groepen meer vertrouwen dan een overheidsinstantie. Om verschillende groepen communities te betrekken werkt het beste om naast samenwerken, duidelijke kaders en tools aan te bieden, zodat ze niet voor elk project het wiel opnieuw hoeven uit te vinden. Maar ook in gesprek gaan met communities over hoe ze willen dat hun materiaal gedeeld wordt maakt ons werk een stuk toegankelijker en transparanter”.
Op het Forum ‘Sprekende geschiedenis’ geeft Marie Claire praktische en handige tips voor als je vanuit een vereniging of community je oral history materiaal bij een archief wilt onderbrengen. Bekijk de tips hier, en praat mee!